Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Thermografische Meettechnieken; Inleiding; Emissiegraad; De Emissiegraad Van Een Proef Bepalen - FLIR C Series Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

15
Thermografische
meettechnieken

15.1 Inleiding

Een infraroodcamera meet de uitgezonden infraroodstraling van een object en beeldt
deze af. Aangezien straling afhankelijk is van de oppervlaktetemperatuur van een object
kan de camera de temperatuur van het object berekenen en weergeven.
De straling die wordt gemeten door de camera is echter niet alleen afhankelijk van de
temperatuur van het object, maar ook van de emissiegraad. Straling is ook afkomstig
van de omgeving en wordt gereflecteerd in het object. De straling van het object en de
gereflecteerde straling worden bovendien beïnvloed door de absorptie van de atmosfeer.
Om de temperatuur nauwkeurig te kunnen meten, moeten dus de effecten van een aan-
tal verschillende stralingsbronnen worden gecompenseerd. Dit doet de camera automa-
tisch on line. De volgende objectparameters moeten echter voor de camera worden
opgegeven:
• De emissiegraad van het object
• De gereflecteerde gevoelstemperatuur
• De afstand tussen het object en de camera
• De relatieve luchtvochtigheid
• Temperatuur van de atmosfeer

15.2 Emissiegraad

De belangrijkste objectparameter die correct moet worden ingesteld is de emissiegraad;
dit is, kort gezegd, de maat voor de hoeveelheid straling die wordt uitgestraald door het
object, vergeleken met de straling die afkomstig is van een perfect zwartlichaam met de-
zelfde temperatuur.
Normaal gesproken vertonen materialen en oppervlaktebehandelingen van objecten een
emissiegraad variërend van ongeveer 0,1 tot 0,95. Een glanzend gepolijst (spiegelend)
oppervlak heeft een emissiegraad van minder dan 0,1, terwijl een geoxideerd of geverfd
oppervlak een hogere emissiegraad heeft. Verf op oliebasis, ongeacht de kleur in het
zichtbare spectrum, heeft een emissiegraad van meer dan 0,9 in het infrarood. De men-
selijke huid heeft een emissiegraad tussen 0,97 en 0,98.
Niet-geoxideerde metalen vormen een uitzonderlijk geval, met hun volledige ondoorzich-
tigheid en hun hoge reflectie, die niet erg varieert met de golflengte. Daardoor hebben
metalen een lage emissiegraad – neemt alleen toe wanneer de temperatuur stijgt. Voor
andere materialen dan metalen is de emissiegraad meestal vrij hoog, en neemt deze af
met het dalen van de temperatuur.

15.2.1 De emissiegraad van een proef bepalen

15.2.1.1 Stap 1: Het bepalen van de gereflecteerde gevoelstemperatuur

Gebruik een van de volgende methoden om de gereflecteerde gevoelstemperatuur te
bepalen:
56
#T559918; r. AN/42296/42303; nl-NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

C2C3

Inhoudsopgave