19
De meetformule
gesproken niet zo'n groot probleem, mits er geen grote en krachtige stralingsbronnen in
de omgeving aanwezig zijn.
Een logische vraag in dit verband is: Hoe belangrijk is het om de juiste waarden voor
deze parameters te kennen? Het is misschien nuttig om nu al wat gevoel te krijgen voor
dit probleem door te kijken naar enkele verschillende meetgevallen en de relatieve groot-
heden van de drie stralingstermen te vergelijken. Dit levert aanwijzingen op om te kun-
nen beoordelen wanneer de juiste waarden van welke parameters moeten worden
gebruikt.
De onderstaande afbeeldingen geven de relatieve grootheden weer van de drie stra-
lingsbestanddelen voor drie verschillende objecttemperaturen, twee emittanties en twee
spectraalbereiken: KG (korte golf) en LG (lange golf). De overblijvende parameters heb-
ben de volgende vaste waarden:
• τ = 0,88
• T
= +20 °C
refl
• T
= +20 °C
atm
Duidelijk is dat het meten van lage objecttemperaturen meer van kritieke aard is dan het
meten van hoge temperaturen, omdat de 'storende' stralingsbronnen in het eerste geval
relatief veel sterker zijn. Als ook de emittantie van het object laag zou zijn, zou de situatie
nog veel lastiger zijn.
Tenslotte moeten we nog een vraag beantwoorden over hoe belangrijk het is om de kali-
bratiecurve te mogen gebruiken boven het hoogste kalibratiepunt, oftewel extrapolatie.
Stelt u zich voor dat we in een bepaald geval meten U
punt voor de camera lag bij 4,1 volt, een onbekende waarde voor de gebruiker. Zelfs als
het object toevallig een blackbody zou zijn, d.w.z. U
het extrapoleren van de kalibratiecurve als we 4,5 volt omzetten naar een temperatuur.
Laten we nu aannemen dat het object niet zwart is, een emittantie van 0,75 heeft en een
transmissie van 0,92. We nemen ook aan dat de som van de beide tweede termen in
Vergelijking 4 samen 0,5 volt bedraagt. Berekening van U
4 geeft dan U
= 4,5 / 0,75 / 0,92 – 0,5 = 6,0. Dit is een vrij extreme extrapolatie, vooral
obj
als we rekening houden met het feit dat de videoversterker de uitvoer mogelijk beperkt
tot 5 volt! Merk echter op dat de toepassing van de kalibratiecurve een theoretische pro-
cedure is, waarbij er geen sprake is van elektronische of andere beperkingen. We gaan
ervan uit dat, als de camera geen signaalbeperkingen zou hebben en als deze ver boven
5 volt zou zijn gekalibreerd, de resulterende curve in hoge mate gelijk zou zijn aan onze
werkelijke curve bij extrapolatie boven 4,1 volt, mits het algoritme voor de kalibratie is ge-
baseerd op stralingsfysica, zoals het algoritme van FLIR Systems. Natuurlijk kent een
dergelijke extrapolatie zijn grenzen.
#T559918; r. AN/42296/42303; nl-NL
= 4,5 volt. Het hoogste kalibratie-
tot
= U
, zijn we zo in feite bezig met
obj
tot
met behulp van Vergelijking
obj
76