7
Bediening
7.10.2 Procedure
Volg deze procedure:
1. Tik op het camerascherm. De werkbalk met het hoofdmenu wordt nu weergegeven.
2. Selecteer Afbeeldingsmodus
weergegeven.
3. Selecteer in de submenu-werkbalk een van de volgende opties:
• MSX
.
• Infrarood
.
• Digitale camera
.
4. Als u de modus MSX heb geselecteerd, dient u ook op de volgende manier de af-
stand tot het object in te stellen:
• Selecteer Richtafstand
venster weergegeven.
• Selecteer in het dialoogvenster de afstand tot het object.
7.11 De modus van de temperatuurschaal
wijzigen
7.11.1 Algemeen
De camera kan in twee verschillende temperatuurschaalmodi worden bediend:
• Modus Auto: in deze modus wordt de camera continu automatisch aangepast voor de
beste helderheid en het beste contrast.
• Modus Vergrendel: in deze modus vergrendelt de camera het temperatuurbereik en
temperatuurniveau.
7.11.2 Wanneer wordt de modus Vergrendel gebruikt?
Een typische situatie waarin u de modus Vergrendel zou gebruiken, is als u zoekt naar
temperatuurafwijkingen in twee voorwerpen van een gelijksoortig(e) ontwerp of
constructie.
Stel bijvoorbeeld dat u twee kabels hebt en u vermoedt dat een van deze kabels overver-
hit is. Richt de camera dan in de modus Auto op de kabel die een normale temperatuur
heeft en activeer vervolgens de modus Vergrendel. Als u de camera vervolgens in de
modus Vergrendel op de kabel richt die vermoedelijk oververhit is, wordt deze kabel in
een lichtere kleur in het warmtebeeld weergegeven wanneer de temperatuur hoger is
dan die van de eerste kabel.
Als u de modus Auto zou gebruiken, zien de twee items er mogelijk hetzelfde uit, on-
danks het temperatuurverschil.
7.11.3 Procedure
Om te schakelen tussen de modus Auto en de modus Vergrendel tikt u op de bovenste
of onderste temperatuurwaarde in het temperatuurbereik.
Een pictogram met een grijs hangslot geeft aan dat de modus Vergrendel actief is.
#T559918; r. AN/42296/42303; nl-NL
. Er wordt dan een submenu-werkbalk
in de submenu-werkbalk. Er wordt dan een dialoog-
18