7
Bediening
1. Tik op het camerascherm. De werkbalk met het hoofdmenu wordt nu weergegeven.
2. Selecteer Lamp
.
3. Tik op een van de volgende opties:
• Flitsen (de lamp gebruiken als flitser bij het maken van een opname).
• Aan (de lamp inschakelen en gebruiken als zaklamp).
• Uit (de lamp uitschakelen).
7.17 Wi-Fi configureren
Afhankelijk van de configuratie van uw camera kunt u de camera op een wireless local
area network (WLAN) aansluiten met Wi-Fi of de camera u toegang tot een ander appa-
raat met Wi-Fi bieden.
U kunt de camera op twee verschillende manieren aansluiten:
• Meestgebruikte manier: een peer-to-peer-aansluiting instellen (ook ad hoc- of P2P-
verbinding genoemd). Deze methode wordt vooral met andere apparaten gebruikt,
zoals een iPhone of iPad.
• Minder vaak gebruikte manier: de camera op een wireless local area network (WLAN)
aansluiten.
7.17.1 Een peer-to-peer-aansluiting instellen (meest gebruikte manier)
Volg deze procedure:
1. Tik op het camerascherm. De werkbalk met het hoofdmenu wordt nu weergegeven.
2. Selecteer Opties
. Er wordt dan een dialoogvenster weergegeven.
3. Selecteer Apparaatinstellingen.
4. Selecteer Wi-Fi.
5. Selecteer Delen.
6. (Optionele stap.) Om de parameters te bekijken en te wijzigen, selecteert u
Instellingen.
• Om het kanaal te wijzigen (het kanaal dat de camera gebruikt voor het verzenden),
selecteert u Kanaal.
• Om WEP (versleutelingsalgoritme) te activeren, selecteert u WEP. Hierdoor wordt
het selectievakje WEP aangevinkt.
• Om het WEP-wachtwoord te wijzigen, selecteert u Wachtwoord.
Opm. Deze parameters zijn ingesteld voor het netwerk van uw camera. Ze worden
door het externe apparaat gebruikt om dat apparaat op het netwerk aan te sluiten.
7.17.2 De camera op een wireless local area network (minder vaak gebruikt)
aansluiten
Volg deze procedure:
1. Tik op het camerascherm. De werkbalk met het hoofdmenu wordt nu weergegeven.
2. Selecteer Opties
. Er wordt dan een dialoogvenster weergegeven.
3. Selecteer Apparaatinstellingen.
4. Selecteer Wi-Fi.
5. Selecteer Verbinden met netwerk.
6. Om een lijst van de beschikbare netwerken weer te geven, selecteert u Netwerken.
7. Selecteer één van de beschikbare netwerken.
Netwerken die met een wachtwoord zijn beveiligd, worden aangeduid met een picto-
gram van een hangslot. U hebt een wachtwoord nodig om toegang tot dergelijke net-
werken te krijgen.
#T559918; r. AN/42296/42303; nl-NL
21