www.eurotrac.nl
Bij het aankoppelen van een werktuig dient de hendel in de laagste
posi e gebracht te worden. Rijd vervolgens de tractor langzaam
achteruit rich ng het aan te koppelen werktuig. Sluit eerst de linker en
rechter onderste trekstangen aan daarna de topstang. Vervolgens
dient de beves ging geborgd te worden door middel van een ke ng of
borgpen.
Tijdens transport met aangekoppeld werktuig dient deze in de
bovenste posi e gebracht te worden, door middel van het bedienen
van de hendel.
2.15.2 Afstellen werkdiepte van aangekoppeld werktuig
De tractor beschikt over een automa sche diepteregeling. Door middel
van de hierboven genoemde hendel (3) kan van te voren een maximale
diepte ingesteld worden. Op deze manier zal de tractor automa sch
deze diepte instellen wanneer er een nieuwe werkgang wordt ingezet.
Tevens zal bij bij het ploegen met ingeschakelde automa sche
werkdiepte de ploeg zichzelf iets verhogen cq verlagen bij toe‐ of
afnemende weerstand.
Bij het bedienen van hendel 1 kan een hoogte blokkering worden
ingesteld.
Om het werktuig in de juiste posi e te stellen kan de topstang worden
in‐ en uitgedraaid. (horizontaal stellen)
2.15.3 Daalsnelheid hefinrich ng
Onder de stoel bevindt zich een draaiknop waarmee de
weerstand van de terugloop van hydrauliek kan worden
gereguleerd. Hiermee kan dus de daal snelheid van de
hefinrichitng worden aangepast. De geschikte
daalsnelheid van de hefinrich ng hangt af van gewicht
en de aard van het te heffen werktuig
Een lagere daalsnelheid dient afgesteld te worden met
hendel 2.
Zoals weergegeven in hiernaast getoonde afbeelding.
https://tractormanualz.com/
38