Pagina 1
EUROTRAC TB SERIE GEBRUIKERSHANDLEIDING P. de Heus en Zonen Greup B.V. Stougjesdijk 153 3271 KB Mijnsheerenland Holland tel: 0186‐612333 E‐mail: info@eurotrac.nl https://tractormanualz.com/ Website: www.eurotrac.nl ...
Pagina 2
Merk Model Serienummer Motor type Motor serie nummer Chassis nummer Datum aankoop Plaats van aankoop Gebruiker Opmerking: 1. Gebruiker dient bovenstaande gegevens geheel in te vullen. 2. Alle serie nummers dienen volledig en inclusief le ers te worden ingevuld. Uw Eurotrac Dealer / Leverancier https://tractormanualz.com/ 2 ...
Pagina 3
4. Parameters, afstellingen en maatvoeringen van landbouwwerktuigen kunnen per land of te bewerken grond verschillen. U dient hierbij uw keuze te baseren op uw eigen situa e. 5. Onderhoud en repara es dienen te worden uitgevoerd door getraind personeel. 6. De bestuurder van de tractor dient te beschikken over een geldig rijbewijs. 7. Om ongelukken te voorkomen dient u zich te houden aan de instruc es die in de handleiding worden weergegeven. 8. Wanneer de tractor in gebruik is moet al jd aan de landelijke wetgeving voldaan worden, ook al staan deze niet in de handleiding genoemd. 9. Aan deze handleiding kunnen geen rechten worden ontleend op basis van fouten in illustra es, data en instruc es zoals weergegeven in de handleiding. 10. Vanwege de voortdurende ontwikkeling van de Eurotrac producten, komt de inhoud van deze handleiding niet al jd overeen met het nieuwste product. Daarom wordt het recht voor zonder voorafgaande kennisgevingen wijzigingen door te voeren behouden. https://tractormanualz.com/ 3 ...
Pagina 4
Samenva ng Deze gebruikershandleiding beschrij de veiligheidsvoorschri en voor zowel jdens gebruik, onderhoud, afstelling en het oplossen van storingen enz. voor de verschillende onderdelen voor de Eurotrac TB series ten behoeve van de gebruiker als het onderhoudspersoneel. Belangrijke veiligheidsinforma e in deze handleiding wordt weer gegeven door middel van het volgende symbool: Wanneer dit symbool wordt getoond kan dit duiden op mogelijke gevaren voor verwondingen of kan het betrekking hebben op het niet juist gebruiken van de machine. WAARSCHUWING : Betekent dat wanneer geen aandacht besteed wordt aan dit symbool er een poten eel gevaar kan optreden voor verwondingen of levensbedreiging LET OP : Betekent dat wanneer geen aandacht besteed wordt aan dit symbool er een aanwezig gevaar kan optreden dat kan leiden tot verwondingen. Belangrijk Aandachtspunt : Omschrij zaken die kunnen leiden tot schade aan de machine of milieu. ...
Pagina 5
De importeur van de Eurotrac TB series kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor schade aan zowel machine als persoonlijk letsel voortvloeiend uit het aanpassing aan de machine, anders dan door de importeur voorgeschreven als aan het verkeerd gebruik van de machine.
Pagina 6
Eenheden Tabel Nummer Eenheid (UK) Eenheid (NL) Symbool 1 S Time Tijd 2 Min 3 H 4 Mm 5 Cm Length Lengte 6 M 7 Km 8 N Force Kracht 9 Kn 10 Moment Moment N*m 11 Kg Mass Gewicht 12 ...
1.__________________________________________ Veiligheidsvoorschri en 1.1 Veiligheidsregels en gebruikersvoorschri en Lezen voor gebruik: 1. De instruc es in deze handleiding over onderhoud en veiligheidsaspecten moeten volledig gelezen en begrepen worden. 2. De juiste interpreta es van deze handleiding dienen onthouden te worden. Fig. 1‐1 lezen voor 3. De verkeers‐ en veiligheidsregels dienen te allen jde gebruik. te worden nageleefd. Bevoegde gebruiker: 1. Gebruiker dient over een goed gehoor te beschikken. 2. Gebruiker dient n een goede fysieke condi e te zijn. 3. Gebruiker dient in het bezit te zijn van een geldig ...
Pagina 10
Brandstof: 1. Diesel is een brandbare vloeistof, roken en open vuur jdens het gebruik van de machine is niet toegestaan. 2. Tijdens het tanken dient de motor uitgeschakeld te zijn. 3. Gebruik een schone doek om gemorste brandstof te verwijderen. 4. Uitsluitend dienen de brandstoffen en oliën gebruikt te Fig. 1‐4 brandstof worden zoals voorgeschreven in deze handleiding. Milieu aspecten: 1. Afgewerkte oliën dienen ingeleverd te worden bij de daartoe aangewezen depots. 2. Een oude accu dient ingeleverd te worden bij de daartoe aangewezen depots. Fig. 1‐5 milieu aspecten. Lekkage hydraulisch systeem: Bij lekkage aan het hydraulisch systeem dient de motor onmiddellijk te worden uitgeschakeld. Probeer direct contact met het lek en lichaamsdelen te vermijden Fig. 1‐6 Lekkage ...
Pagina 11
Onderhoud elektrische delen: 1. Stop de motor en verwijder de contactsleutel 2. Verwijder de massa kabel van de accu alvorens men elektrisch onderhoud gaat plegen Fig. 1‐8 Onderhoud elektrische delen. Waarschuwingsindicatoren: 1. Bij het oplichten van een van de waarschuwingsindicatoren op het dashboard of bij een overma ge rook waarneming, rare geluiden en/of vreemde luchten dient de motor onmiddellijk uitgeschakeld te worden. Fig. 1‐9 2. Tijdens het verversen van de olie of onderhoud van waarschuwings– welke aard dan ook dient de motor ten allen rijden te indicatoren worden uitgeschakeld. Noodsitua es: 1. Wanneer de rem van de tractor jdens het bedrijf niet func oneert dient de motor op een veilige plek te worden uitgeschakeld. 2. Wanneer het stuur van de tractor jdens het bedrijf niet func oneert dient ...
Pagina 12
Waarschuwing: 1. Houdt u aan de veiligheidsvoorschri en voor zowel u eigen veiligheid als van de omstanders. 2. Tijdens het starten van de tractor dient u na te gaan of er geen blokkades of andere obstakels voor of achter de tractor bevinden zodat in geval van een onverwachte manoeuvre geen gevaarlijke situa e optreed. 3. Blijf jdens het bedienen van de tractor al jd op de bestuurders stoel zi en. Wees er zeker van dat de versnelling en schakelpoken in neutraal staan en tevens de a akas is uitgeschakeld. 4. De tractor dient te allen jde middels het contactslot gestart te worden. Een overbrugging op de startmotor is niet toegestaan. 5. Wees er zeker van dat de vloer van de cabine vrij is van obstakels die het juist bedienen van de pedalen kunnen beïnvloeden. 6. Tijdens het rijden met de tractor is het niet toegestaan dat derden de tractor betreden of verlaten. Ook is het niet toegestaan zich onder de tractor te begeven jdens een inbedrijf zijnde motor. 7. Bij het parkeren en het verlaten van de tractor dient men de motor te stoppen, de contactsleutel te verwijderen, de versnellingen in de neutraal stand te plaatsen, de handrem in te schakelen. 8. Tijdens het besturen van de tractor dienen de beide rempedalen ...
Pagina 13
12. Tijdens het besturen van de tractor dient men een afstand van tenminste 60 meter van de voorganger aan te houden. 13. U dient aandacht te schenken aan een zachte berm die zich naast de verharde weg bevind. 14. Het is niet toegestaan om het maximaal toegestane laadgewicht van de tractor te overschrijden. 15. Tijdens het gebruik van de tractor in het donker dient een adequate verlich ng op zowel de tractor als eventuele aanhanger/werktuig aanwezig te zijn. 16. Tijdens het werken met stro of hooi dient de vonken vanger gemonteerd te zijn om een brand te voorkomen. 17. Tijdens het gebruik van de tractor in de regen dient men rekening te houden met slipgevaar. 18. Bij het gebruik van de a akas en een werktuig dient de koppeling van deze periodiek gecontroleerd te worden om te voorkomen dat deze losschiet of a reekt en mogelijk letsel kan veroorzaken. 19. Bij het heffen en trekken van aangekoppelde werktuigen dienen de verbindingen periodiek gecontroleerd te worden om te voorkomen dat deze losschieten of a reken en mogelijk letsel te kunnen veroorzaken. 20. Tijdens het heffen van een werktuig dient men het gaspedaal zodanig te bedienen dat er geen ongecontroleerde situa e kan voordoen. 21. Tijdens het wisselen van een accu moet men zich ervan verzekeren ...
Let op: 1. Controleer periodiek of alle zichtbare bouten, moeren en andere beves gingsmaterialen zoals wielmoeren, stuurstang beves gingen etc. vast zi en. Wanneer dit niet het geval is dienen deze vastgezet te worden om ongelukken te voorkomen. 2. Bij het gebruik van de a akas dient de veiligheidskap van de PTO as gemonteerd te zijn. Wanneer gebruik wordt van de PTO kan de verbinding van de PTO‐as en het betreffende werktuig beschadigen wanneer er een scherpe bocht wordt gemaakt. Wanneer de PTO as niet wordt gebruikt dient de bedieningshandel van de PTO‐as in zijn neutrale stand te staan. 3. Bij het parkeren en het verlaten van de tractor dient men de motor te stoppen, de contactsleutel te verwijderen, de versnellingen in de neutraal stand te plaatsen, de handrem in te schakelen. 4. Bij het parkeren op een helling dient naast het gebruik van de handrem de versnelling van de tractor in tegenovergestelde rich ng ingeschakeld te worden om een extra weerstand te creëren en het weglopen van de tractor te voorkomen. 5. Het vervangen of verwisselen van de banden dient uitgevoerd te worden door een daartoe bevoegd personeel. Het verkeerd monteren van de banden kan leiden tot gevaarlijke situa es. 6. Bij het vervangen en/ of monteren van vervangingsonderdelen dient u zich op de hoogte te brengen van de juiste montage voorschri en. Belangrijk: 1. ...
3. Voordat de tractor wordt gestart dient te allen jde het motorolie niveau, en koelwaterniveau gecontroleerd te worden alsmede de spanning van de accu. 4. Wanneer de PTO‐as wordt gebruikt dient na te gaan of de toerentallen van de PTO‐as en het werktuig op elkaar zijn afgestemd. Tevens dient de hoek van de PTO‐as en de as van het werktuig niet groter te zijn dan 15º. 5. Wanneer er een werktuig is aangekoppeld aan de tractor dient deze te allen jde op de grond te rusten wanneer men de tractor verlaat. 6. Wanneer de tractor wordt gebruikt in omstandigheden beneden het vriespunt dient een an vries toevoeging gedaan te worden in het koelwatersysteem. 7. De aandrijving van de vooras dient alleen te worden ingeschakeld wanneer de tractor op onverharde weg opereert. Het inschakelen van de aandrijving van de vooras op verharde weg kan een overma ge slijtage van de banden veroorzaken. 8. Bij het vervangen van onderdelen van de tractor dienen originele onderdelen gebruikt te worden. 9. Tijdens het rijden met de tractor dienen de voeten niet op het rempedaal of koppelingspedaal te “rusten” om overma ge slijtage van remmen of koppelingsplaten te voorkomen. 1.2 Waarschuwingssymbolen 1. De waarschuwingssymbolen dienen te alle jden goed zichtbaar te zijn en dienen te worden schoongemaakt ...
Pagina 16
Betekenis: Tijdens het bedrijf van de tractor dient men afstand te houden tot de hete delen i.v.m. het gevaar op brandwonden. Loca e: Buitenkant van de uitlaat Betekenis: Houdt voldoende afstand van een in het bedrijf zijnde tractor om persoonlijke ongelukken te voorkomen. Loca e: Links achter op het spatbord. Betekenis: Het is niet toegestaan een passagier te vervoeren op het spatbord i.v.m. het gevaar dat de passagier hiervan af kan vallen. Loca e: Voorspatbord Betekenis: Bij het bedienen van de li dient men voldoende afstand te bewaren om persoonlijke ongelukken te voorkomen. Loca e: Rechter achterspatbord Betekenis: Bij het onderhoud van de tractor of het ...
Pagina 17
Betekenis: Om ongelukken te voorkomen is het verboden om de motorkap te openen en bij een draaiende motor. Loca e: Op de motorkap. Betekenis: De berijder van de tractor dient de motor te starten terwijl hij op de bestuurdersstoel is gezeten. Loca e: Aan de voorkant van het instrumentenpaneel Betekenis: Om de waarschuwingspictogrammen goed te begrijpen dient men de gebruikershandleiding volledig te lezen. Loca e: Aan de voorzijde van het instrumentenpaneel. Betekenis: Beweegbare delen van de PTO‐as mogen alleen aangeraakt te worden wanneer de tractor geheel is uitgeschakeld en tot s lstand is gekomen. Loca e: Ter hoogte van de PTO‐as https://tractormanualz.com/...
Pagina 18
Loca e: In de omgeving van de zekeringen kast. Betekenis: De accu is onderhoudsgevoelig, lees de instruc es m.b.t. de juist onderhoudsprocedures. Loca e: Op de accu Betekenis: Er dient getankt te worden bij een stopgeze e motor en sporen van diesel op de tank dienen te worden verwijderd. Loca e: Op de brandstof tank Betekenis: Om persoonlijke ongelukken te voorkomen dient de beschermkap om de PTO‐as geplaatst te worden wanneer deze niet in gebruik is. Loca e: Nabij de PTO‐as Betekenis: Om de juiste werking van de rem te garanderen dient om de 50 draaiuren van de tractor het condenswater van het drukvat te worden afgetapt. Loca e: Op het drukvat van de pneuma sche reminrich ng https://tractormanualz.com/...
2.___________________________________________ Instrumenten en bedieningsorganen Het juiste gebruik en bediening van de tractor kan overma ge slijtage voorkomen en het rendement van de tractor verhoogd worden. Vier wiel LET OP! Claxon aandrijving Groot licht Normaal licht Snel Accu Olie druk Langzaam waarschuwing Rich ng Ruitenwisser Stadslicht aanwijzer vloeistof ...
2.1 Product omschrijving De volgende instruc es laten zien hoe de tractor te gebruiken, af te stellen, te onderhouden en hoe storingen kunnen worden verholpen aan de EUROTRAC TB serie tractors met de volgende type aanduidingen: TB350/TB354/TB400/TB404/TB450/TB454/TB500/ TB504/TB550/TB554/TB600/TB604. De Eurotrac TB serie tractor is een veelzijdige middel grote tractor. De voordelen van de Eurotrac TB series is een compact formaat, eenvoudige bediening, slimme besturing, grote trekkracht, mul func onele toepassingen en eenvoudig onderhoud. Wanneer de tractor is uitgerust met werktuigen kan men deze gebruiken voor ploegen, hooien, zaaien en oogsten. Wanneer de tractor is uitgerust met een aanhanger kan men deze gebruiken voor transport voor agrarische doeleinden. 2.2 Bedieningsmechanisme en func es Bedieningsmechanisme diagram (2‐1) https://tractormanualz.com/ 20 ...
Pagina 21
Figuur 2‐1 bediening 9. Bediening hydrauliek func es 1. Dashboard (op e voor enkelwerkend of dubbelwerkende cilinder) 2. Rempedaal vastze nrich ng 10. PTO‐as bediening 3. Links/rechts rempedalen 11. Inschakelen 4‐wiel aandrijving 4. Handrem 12. Primaire versnellingspook 13. Secundaire versnellingspook 5. Gaspedaal (hoge‐ en lage groep) 6. Handgas handle 14. Koppelingspedaal 7. Vastze nrich ng differen eel 15. Stop knop 8. Posi onering driepuntshef 16. Vooruit‐ achteruit shu le gear Op het dashboard zijn verschillende schakelaars en op sche indicatoren aanwezig, zoals: Koelwater temperatuur, brandstof niveau, toerenteller, rich ngaanwijzer, normaal‐ en groot licht indicator, laadstroom accu/dynamo, lage ...
Pagina 22
Belangrijk: Wanneer de tractor wordt gebruikt dient de bestuurder van de tractor regelma g een blik te werpen op het dashboard om te zien of er geen waarschuwingsindicatoren opgelicht zijn. Figuur 2‐3 toerenteller Toerenteller Nadat de motor is gestart zal het toerental van de motor getoond worden op de toerenteller. Tevens wordt het aantal draaiuren weergegeven in het midden van de toerenteller Figuur 2‐4 koelwater temperatuur meter Koelwater temperatuur meter De koelwater temperatuur meter gee de temperatuur aan van het koelwater van de motor. Het rode gedeelte gee een hoge temperatuur weer. Figuur 2‐5 Brandstof meter Brandstof meter De brandstof meter gee de hoeveelheid brandstof voorraad aan in de brandstof tank. 0 is leeg en 1 is vol. https://tractormanualz.com/ 22 ...
Pagina 23
Figuur 2‐6 Accu laadspanning waarschuwing Accu laadspanning (rood) Wanneer het contactslot wordt ingeschakeld maar de motor niet wordt gestart zal de lampje met het hiernaast getoonde symbool rood oplichten. Dit is een lamp test en de lamp zal na het starten vanzelf weer doven. Wanneer de lamp jdens gebruik oplicht dan betekent dit dat de condi e van de accu of dynamo niet voldoende is. Figuur 2‐7 Olie druk waarschuwing Olie druk waarschuwing (rood) Wanneer het contactslot wordt ingeschakeld maar de motor niet wordt gestart zal de lampje met het hiernaast getoonde symbool rood oplichten. Dit is een lamp test en de lamp zal na het starten vanzelf weer doven. Wanneer de lamp jdens gebruik oplicht dan betekent dit dat de olie druk te laag is. De motor dient in dit geval direct te worden uitgeschakeld. Figuur 2‐8 Lucht druk waarschuwing Lucht druk waarschuwing (rood) Wanneer het contactslot wordt ingeschakeld maar de motor niet wordt gestart zal de lampje met het hiernaast ...
Pagina 24
Belangrijk: Wanneer de tractor wordt gestart dient men te controleren of boven genoemde waarschuwingslampen oplichten. Wanneer dit niet het geval is kan het betekenen dat het lampje van betreffende waarschuwingsindicator defect is. In dat geval dient dit lampje direct te worden vervangen. Ook kan het niet oplichten van de vorig genoemden lampen duiden op een storing in het elektrische circuit . Figuur 2‐9 Parkeerlicht Parkeerlicht (groen) Wanneer de tractor op de openbare weg wordt geparkeerd dan dient men het parkeerlicht in te schakelen. Op deze manier is de tractor zichtbaar voor zowel tegemoet komend als achteropkomend verkeer. Figuur 2‐10 Groot licht indicator lamp Groot licht (blauw) Wanneer het groot licht wordt ingeschakeld, posi e “2” van de lichtschakelaar zal de groot licht indicator blauw oplichten op het dasboard. Figuur 2‐11 knipperlicht rechts Knipperlicht indicator rechts (groen) Wanneer met behulp van de knipperlicht schakelaar rechts wordt aangegeven zal het hiernaast afgebeelde symbool in het groen ...
Pagina 25
Figuur 2‐12 Knipperlicht links Knipperlicht indicator links (groen) Wanneer met behulp van de knipperlicht schakelaar links wordt aangegeven zal het hiernaast afgebeelde symbool in het groen oplichten op het dashboard. Figuur 2‐13 Voorgloei indicator Voorgloei indicator (geel) Tijdens het starten zal de motor worden voorgegloeid. Tijdens dit gloeien zal het hiernaast getoonde symbool oplichten. Wanneer de temperatuur hoog genoeg is om de motor te starten zal het licht doven en kan men de sleutel verder bedienen om de motor te starten Figuur 2‐14 Stadslicht Licht schakelaar stadslicht Stand 0: uit Stand 1: stadslicht Stand 2: groot licht Figuur 2‐15 Normaal licht Licht schakelaar normaal licht https://tractormanualz.com/ 25 ...
Pagina 26
Figuur 2‐16 werklamp en claxon Werklamp en claxon Figuur 2‐17 Werklamp (cabine) Werklamp dakverlich ng (indien cabine aanwezig) Figuur 2‐18 Rich ng aanwijzer Rich ng aanwijzer Figuur 2‐19 Alarm licht Alarm licht Indien de tractor als gevolg van een storing s l staat dient het alarmlicht te worden ingeschakeld om overige weggebruikers te alarmeren. https://tractormanualz.com/ 26 ...
Figuur 2‐20 contactslot Contactslot Off: in deze posi e kan de sleutel verwijderd worden. ACC: in deze posi e schakelt u het elektrische circuit in (aanjager, ruitenwisser etc.) ON : in deze posi e schakelt u alle elektrische func es in H: In deze posi e dient u de sleutel handma g vast te houden t.b.v. het voorgloeien van de motor. ST: In deze posi e schakelt u de startmotor in en na het starten van de motor dient u de sleutel los te laten zodat deze terugkeert naar de posi e ON. 2.3 Startprocedure van de motor Belangrijke informa e: 1. ...
Pagina 28
Controleer of de vloeistof niveaus van olie, hydraulische olie, 2. versnellingsbak olie, koelwater/vloeistof zich binnen de grenzen van minimaal en maximaal bevinden. En tevens dient er diesel in de brandsto ank aanwezig te zijn. 3. Zorg dat alle bedieningshandels in de neutrale posi e staan en de hefinrich ng zich in de laagste stand bevindt. 4 Wanneer de tractor voor een langere jd niet is gebruikt kan het noodzakelijk zijn om de brandstof toevoer te ontluchten. Het ontluchten dient als volgt te geschieden: Zorg voor voldoende diesel in de tank Draai de ontluch ngsstop los op het brandstoffilter Verwijder alle lucht uit het brandstofsysteem d.m.v. de opvoerpomp (handma g) van de brandstofpomp. Draai de ontluch ngsstop vast Figuur 2‐21 handma ge stopknop 5. Stel de handgas handle in op iets boven sta onair toerental. Zorg dat alle bedieningshandels in de neutrale posi e staan en de hefinrich ng zich in de laagste stand bevindt voordat men de ...
2.3.2 Starten bij een temperatuur boven 5º C: Trap het koppelingspedaal in en draai de contactsleutel in de “ON” posi e. Draai nu de sleutel door in de “ST” posi e en laat de sleutel los wanneer de motor aanslaat. De sleutel zal automa sch terugkeren in de “ON” posi e. 2.3.3 Starten bij een temperatuur beneden 5º C: Trap het koppelingspedaal in en draai de contactsleutel in de “ON” posi e en draai daarna door naar de “H” posi e. Houdt de sleutel in de “H” posi e totdat de gloeispiraal op het dashboard doo . Dit kan 1,5 tot 20 seconden duren. Nadat de gloeispiraal op het dashboard is gedoofd draait u de sleutel naar de “ST” posi e en laat u de sleutel los wanneer de motor aanslaat. De sleutel zal automa sch terugkeren in de “ON” posi e. 2.3.4 Starten in de winter: Wanneer de temperatuur zo laag is dat de motor niet wil starten op bovenstaande wijze is het een op e om de tractor gedurende een periode binnen stalt en nadat deze is “opgewarmd” nogmaals te starten. Een andere mogelijkheid is om de motorolie af te tappen en deze te verwarmen tot een temperatuur van ca. 8‐9 ºC en tevens het koelwater systeem te vullen met water van een temperatuur van ca. 40º C. Wanneer de opgewarmde olie weer in het motorblok is geretourneerd dient de startprocedure bij een temperatuur van lager dan 5º C te worden gevolgd. https://tractormanualz.com/ 29 ...
2.3.5 Draaiende motor: Nadat de motor is aangeslagen zal de olie druk in de motor snel toenemen en zal bij het juist func oneren van de motor het controle lampje “lage oliedruk” vanzelf doven. 1. Nadat de motor is aangeslagen dient men ervoor zorg te dragen dat de motor niet direct vol belast zal worden. Reduceer de snelheid van de tractor en wanneer de koelwater temperatuur boven de 60 º C is kan de tractor vol belast worden. 2. De dosering van het gaspedaal of handgas handle dient direct na het starten met enige nuance te geschieden. 3. Tijdens het gebruik van de tractor dient regelma g gecontroleerd te worden of de olie druk en koelwater temperatuur zich binnen de toegestane maximale grenzen bevindt. Belangrijk : De oliedruk dient jdens een draaiende motor nooit lager te zijn dan 9kPa. Wanneer dit wel het geval is dient te tractor s lgezet te worden en dient de motor te worden nagekeken. 2.4 Het wegrijden met de tractor Belangrijk : 1. Om schade aan de versnellingsbak of aandrijving te voorkomen is het niet toegestaan de tractor te starten in de hoogste versnelling. 2. Haal de tractor van de voet rem alvorens men gaat starten. 3. Gebruik te allen jde het koppelingspedaal bij het inschakelen van een versnelling of het wisselen van een versnelling. 1. Wanneer het toerental van de motor te laag is of wordt dan dient men nadat men het koppelingspedaal hee ingetrapt naar een (in de meeste gevallen) lagere versnelling te schakelen. 2. Ontlast de handrem en verwittig uzelf ervan dat de voetrem juist functioneert alvorens u de tractor laat rijden.
4. Zet de tractor in de gewenste versnelling en laat de koppeling langzaam opkomen terwijl u een lichte dosering gas gee . Wanneer de tractor in beweging is laat u het koppelingspedaal geheel opkomen en verwijderd u uw voet van dit pedaal. Dit laatste om het Fig. 2‐23 “slippen” van de koppeling te voorkomen. 5. Het koppelingspedaal dient niet als “rem” gebruikt te worden jdens het rijden. Dit om overma ge slijtage aan de koppelingsplaten te voorkomen. Probeer te allen jde uw versnellingskeuze aan te passen aan de snelheid. 2.5 Het sturen met de tractor Wanneer de tractor op de weg gebruikt wordt dient te allen jde de rich ng aanwijzer bediend te worden alvorens men met de tractor van rich ng gaat veranderen. Wanneer de snelheid te hoog is om veilig te kunnen sturen dient eerst de snelheid verminderd te worden. Wanneer de tractor in het land gebruikt wordt kan men indien nodig, a ankelijk of men een linker of rechter bocht wil maken, het rempedaal (eenzijdig) gebruiken om de tractor te “helpen” van rich ng te veranderen. Dit laatste is met name noodzakelijk wanneer men zich op na e en glibberige grond bevindt. Belangrijk : 1. Bij een scherpe bocht kan de veiligheidsklep sluiten (overbelas ng ) in het stuurbekrach gingscircuit. Het stuur zal hier op reageren hetgeen normaal is daar het sluiten van de veiligheidsklep juist een veiligheidsmaatregel is die schade aan de tractor kan voorkomen. 2. Wanneer de tractor met zijn voorwielen in een greppel staat en dus ...
Onderstaand figuur gee de diverse schakelmogelijkheden weer. (standaard is figuur c) Figuur 2-24 versnelling combinaties voor de TB series 2.7 Bedienen van differen eel slot Wanneer jdens het werken met de tractor de tractor vast komt te zi en of met één aangedreven wiel aan het slippen is, kan het differen eel slot al volgt worden ingeschakeld: 1. Bedien het koppelingspedaal en schakel van hoge giering naar lage giering. 2. Duw de handle in de maximale posi e. 3. Bedien het differen eel pedaal. 4. Laat de koppeling langzaam opkomen en laat de tractor langzaam in beweging komen.
Nadat de tractor weer normaal kan opereren kan het differen eel slot weer worden uitgeschakeld. Hiertoe dient u het differen eel pedaal te bedienen waardoor het slot automa sch wordt vrijgegeven. Belangrijk : Tijdens normaal bedrijf van de tractor waarbij de tractor goed stuurt en geen hinder ondervindt van de grond waarop de tractor rijdt dan is het niet toegestaan het differen eel slot in te schakelen. Dit om overma ge en/of ongelijke slijtage van zowel mechanische delen als de banden te voorkomen. 2.8 Inschakelen aandrijving voor‐as Wanneer er in het land gewerkt wordt en de lading van de tractor hoog is, gecombineerd met bijvoorbeeld een voch ge ondergrond en de tractor wordt op dat moment alleen aangedreven middels de achterwielen kunnen de rijeigenschappen van de tractor aanzienlijk verbetert worden door het inschakelen van de voorwiel aandreven. Het inschakelen van de voorwiel aandrijving gaat als volgt: 1. Bedien het koppelingspedaal en laat de tractor stoppen. Vervolgens dient de koppeling langzaam te worden losgelaten. Wanneer de tractor in beweging komt dient de handle voor de voorwiel aandrijving omhoog geli te worden en vervolgens naar achter bewogen te worden. Hiermee schakelt u over van twee naar vierwiel aandrijving 2. Om de voorwiel aandrijving uit te schakelen bedient u de koppeling en duwt u de handle t.b.v. de voorwiel aandrijving naar voren. Hierna kunt u de tractor wederom zoals gewenst gebruiken. Belangrijk : 1. Het verdient aanbeveling om de 4‐wielaandrijving NIET te ...
2. Wanneer de tractor uitsluitend of merendeels voor transport doeleinden wordt gebruikt kunnen de voorwielen onregelma g slijten. In dat geval wordt aanbevolen de wielen periodiek om te wisselen (links naar rechts en rechts naar links) 2.9 Remmen 1. Normaal gesproken dient men af te remmen met de tractor door gas terug te nemen, de koppeling te bedienen en gedoceerd de rempedalen te bedienen. 2. In noodsitua es dient zowel de koppeling als de beide rempedalen tegelijker jd bedient te worden. Het is niet toegestaan alleen het rempedaal te bedienen om overbelas ng van de remschijven te voorkomen en tevens zal bij het niet bedienen van de koppeling de motor uiteindelijk afslaan. 3. Wanneer de tractor op de weg gebruikt wordt dienen de beide rempedalen vastgezet te worden zodat bij het remmen automa sch beide achterwielen gelijkma g zullen remmen. WAARSCHUWING : Wanneer de tractor op de weg gebruikt wordt dienen de beide rempedalen vastgezet te worden zodat bij het remmen automa sch beide achterwielen gelijkma g zullen remmen. Dit om te voorkomen dat de tractor jdens het remmen van rich ng ...
5. Draai de sleutel van het contactslot naar “OFF” om alle elektronica uit te schakelen. LET OP : Verlaat nooit de tractor met een draaiende motor. Dit om te voorkomen dat de tractor om wat voor reden dan ook in beweging kan komen en mogelijke schade aan materieel of personen kan veroorzaken. Bij het parkeren op een helling dient te allen jde naast de handrem ook de tractor in zijn versnelling gezet te worden al extra zekerheid om te voorkomen dat de tractor weg kan rijden zonder bestuurder. (Wanneer de tractor met zijn neus heuvel opwaarts staat geparkeerd dient de tractor in de eerste versnelling geparkeerd te worden. Wanneer de tractor met zijn neus heuvel afwaarts staat geparkeerd dient de versnelling in zijn achteruit gezet te worden) Belangrijk : Wanneer de temperatuur onder het vriespunt is en de tractor niet is uitgerust met een an vries koelvloeistof verdient het aanbeveling om de koelvloeistof (water) af te tappen van de motor, om bevriezing te voorkomen. LET OP DAT BIJ HET IN GEBRUIK NEMEN VAN DE TRACTOR EERST KOELWATER DIENT TE WORDEN TOEGEDIEND. 2.11 Hoe de banden te (de) monteren Bij het monteren en demonteren dient speciaal gereedschap te worden gebruikt. Scherpe gereedschappen zijn verboden. Zo kan een voorhamer niet worden gebruikt vanwege de kans dat men met de hamer de band kan doorboren of de rand van de band kan beschadigen. Het wordt geadviseerd om de banden bij een daartoe uitgeruste werkplaats te laten demonteren of monteren. ...
Belangrijk: bandenspanning op de voor‐en achterbanden van 4‐wiel aangedreven tractor dient gelijk te zijn om overma ge slijtage te voorkomen. WAARSCHUWING: Het is verboden om de velg te demonteren jdens het oppompen van de band. Anders kan de band van de velg schieten en mogelijk lichamelijk letsel te veroorzaken. 2.12 Hoe achter contragewichten op de wielen te gebruiken 2.12.1 Wielgewichten achter Om zowel de grip als de trekkracht te verbeteren jdens de werkzaamheden kunnen wielgewichten gemonteerd worden. De gie jzeren gewichten wegen ca. 30 kg per stuk. Er kunnen 3,5 en 6 stuks gewichten per wiel gemonteerd worden. WAARSCHUWING: Bij het verwijderen van het achterwiel dienen eerst de eventueel aanwezige wielgewichten verwijderd te worden. 2.12.2 Frontgewichten Om een evenwicht te creeeren tussen de gewichten aan zowel de achterzijde als voorzijde van de tractor, is het soms noodzakelijk om contragewicht(en) te monteren aan de voorzijde van de tractor. Massa van het “voor‐contragewicht frame” is 45kg. Er kunnen maximaal 8 stuks gie jzeren contragewichten aan de voorzijde van de tractor gemonteerd worden me ieder een gewicht van 18 kg. ...
2.13 Het afstellen van de bestuurdersstoel Zoals weergegeven in het figuur hiernaast kan door de bediening van handel 2 de stoel voor‐ en achteruit afgesteld worden. Met handel 1 kan de veerweg instelling bediend worden. LET OP : Om veiligheidsredenen dient de afstelling van de stoel alleen te geschieden wanneer de tractor s l staat. Bij het afstellen van de veerweg instelling dient met rekening te houden met het feit dat deze niet te licht is afgesteld in ruw terrein. 2.14 Motorkap en afdekplaten In hoofdzaak worden de volgende onderdelen afgedekt middels een plaat of bepla ng: cabine, banden (spatborden), instrumenten console en de vloer. De motorkap van de tractor is gemaakt van gestroomlijnde plaat, die is goed en elegant in s jl is. Om de motorkap te openen dient de handel voor het openen van de motorkap bedient te worden aan de linkerkant van de tractor. Op deze wijze wordt de motorkap ontgrendeld. Houd de motorkap vast daar deze door twee gasveren opengedrukt zal worden. Om de motorkap te sluiten dient de motorkap naar beneden geduwd te worden en bij het bereiken van een bepaalde kantelhoek zal deze automa sch vergrendelen. 2.15 Gebruik hydraulische li en driepuntsophangsysteem 2.15.1 Bediening op hydraulische li en driepuntsophangsysteem ...
Bij het aankoppelen van een werktuig dient de hendel in de laagste posi e gebracht te worden. Rijd vervolgens de tractor langzaam achteruit rich ng het aan te koppelen werktuig. Sluit eerst de linker en rechter onderste trekstangen aan daarna de topstang. Vervolgens dient de beves ging geborgd te worden door middel van een ke ng of borgpen. Tijdens transport met aangekoppeld werktuig dient deze in de bovenste posi e gebracht te worden, door middel van het bedienen van de hendel. 2.15.2 Afstellen werkdiepte van aangekoppeld werktuig De tractor beschikt over een automa sche diepteregeling. Door middel van de hierboven genoemde hendel (3) kan van te voren een maximale diepte ingesteld worden. Op deze manier zal de tractor automa sch deze diepte instellen wanneer er een nieuwe werkgang wordt ingezet. Tevens zal bij bij het ploegen met ingeschakelde automa sche werkdiepte de ploeg zichzelf iets verhogen cq verlagen bij toe‐ of afnemende weerstand. Bij het bedienen van hendel 1 kan een hoogte blokkering worden ingesteld. Om het werktuig in de juiste posi e te stellen kan de topstang worden in‐ en uitgedraaid. (horizontaal stellen) 2.15.3 Daalsnelheid hefinrich ng Onder de stoel bevindt zich een draaiknop waarmee de weerstand van de terugloop van hydrauliek kan worden gereguleerd. Hiermee kan dus de daal snelheid van de hefinrichitng worden aangepast. De geschikte daalsnelheid van de hefinrich ng hangt af van gewicht en de aard van het te heffen werktuig ...
Pagina 39
2.15.4 Zijwaartse bewegingsbegrenzing / stabilisa e ke ngen/stangen Om te voorkomen dat een aangekoppeld werktuig zijdelings kan uitbreken dient men de stabilisa e stangen te borgen. Vooraf dient de maximale uitzwaai lengte te worden afgesteld door de stabilisator stangen door middel van in –of uitdraaien af te stellen en daarna te borgen met de bijbehorende borgpennen. Let op dat een aangekoppeld werktuig niet in aanraking kan komen met de achterwielen. 2.15.5 Gebruik hydraulisch hefven el Wanneer het aangekoppelde werktuig of aanhanger een hydraulische toepassing vereist dient bij het aansluiten van het hydraulisch ven el de volgende procedure te worden gevolgd: Schakel de motor uit. Breng de hendels van de driepuntshefinrich ng in de onderste of laagste posi e. Dit om het hydraulisch systeem druk loos te maken. Sluit de hydraulische koppeling van het betreffende werktuig aan en controleer of deze goed gemonteerd is. Plaats hendel 3 van de hydraulische bediening in de gewenste posi e en borg deze. Start de motor en controleer of er geen lekkages zijn. https://tractormanualz.com/ 39 ...
2.15.6 Gebruik dubbel werkend hydraulisch ven elenblok 1. snelkoppeling 2. drukleiding 3. leidingsteun 4. ven elenblok 5. retourleidingen 6. drukleiding 7. overdrukleiding A. bedieningshandel B. bedieningshandel Met de handles A en B wordt het ven elenblok bedient. Het ven elenblok bestaat uit twee gescheiden circuits. De twee handles A en B bedienen elk één van de ven elen. Bij gebruik van de hydraulische snelkoppeling dient de oliedruk in beide aanslui ngen druk loos te zijn. Om een juiste aanslui ng te bewerkstelligen dient Zet de motor af Controleer of werktuig druk loos is voor zowel het aan – als a oppelen. (NB: zet het werktuig druk loos weg bij geen gebruik) Om het systeem druk loos te maken beweeg dan de ...
4.Tijdens gebruik dient slechts één handle tegelijker jd te worden bediend. 2.16 Gebruik trekhaak Wanneer er een aanhanger of werktuig dient te worden aangekoppeld dan dient deze aan de boven of onder trekhaak beves gd te worden, indien er gebruik gemaakt dient van de PTO‐aandrijving dient men te allen jde de onderste trekhaak te gebruiken. 2.16.1 Gebruik onder trekhaak cq zwaaihaak Het gebruik van een aanhangwagen is alleen toegestaan wanneer het maximaal trekkend gewicht is afgestemd tussen aanhanger en tractor. De zwaaihaak kan in drie posi es worden versteld door middel van de borgpennen de verstellen in de daarvoor bestemde stelgaten. Op de a eelding hiernaast zijn de verschillende instelposi es weergegeven. NB: draag er zorg voor dat de borgpennen bij het gebruik van de zwaaihaak te allen jde geborgd zijn. WAARSCHUWING : Het vermijden van overbelading dient te allen jde te worden voorkomen. Dit ter voorkoming van letsel als gevolg van ongelukken door de overbelading. Tevens wordt de levensduur van de tractor nadelig beinvloed bij het ...
Stel de beremming van de aanhanger dusdanig af dat deze “harder” remt dan het trekkend voertuig. (voorkom het scharen van de combina e) 2.17 Bediening a akas De tractor is uitgerust met een a akas (PTO‐ as) met twee verschillende snelheden met drie verschillende schakelstanden. De te kiezen omwentelingssnelheden zijn weergegeven in onderstaande tabel. Bediening: Druk het koppelings pedaal door naar de tweede stand, plaats vervolgens handle in posi e 1 of 3 , vanuit de neutrale stand (2). Laat langzaam de koppeling opkomen, de a akas zal gaan draaien in het gekozen toerengebied. Type TB TB TB TB TB TB TB TB TB TB TB TB ver‐ 350 354 400 ...
Pagina 43
2. Ten behoeve van het starten van de tractor: startmotor en voorgloei inrich ng. 3. Dashbord: toerenteller, water thermometer, oliemeter urenteller en controle lampen. 4. Verlich ng en seinlicht middels schakelaar, gecombineerde koplamp, achterlicht, voor signaal lamp en achter gecombineerd signaal lamp. 5. Extra elektrische componenten: zekeringenkast, achter aanhangerstekkerdoos, contactslot en de combina e schakelaar en remlicht schakelaar. 2.17.1 Gebruik en te onderhouden van de elektrische apparatuur Om de werking van het elektrische systeem te waarborgen dient de installa e als volgt te worden onderhouden: 1. Periodieke controle op beschadigingen aan de bedrading. 2. Accuspanning dient periodiek gecontroleerd te worden (12V) en indien nodig (na langdurig s lstaan) te worden opgeladen (<10,5V). De accu is zelf is uitgevoerd als een onderhoudsvrije lood‐zuur accu met een capaciteit van 100 Ah. Let op: 1. Tijdens het proces van het laden, dient de ruimte te worden geven leerd, vermijden van open vuur. Accuzuur niet spa en op het menselijk lichaam of kleding om e voorkomen dat deze beschadigd. 2. Tijdens het opladen accu dient de temperatuur niet hoger te zijn dan 45°C. ...
3.__________________________________________ Op es, reserve onderdelen en verbruikers Om op maal en veilig gebruik te maken van de tractor kunnen de onderstaande op es geleverd worden. De tractor accessoires omva en voornamelijk cabine‐, veiligheids‐frame, swing trekstang, enz. 3.1 Cabine (op e) De tractor kan uitgevoerd worden met drie soorten cabines, zoals eenvoudige‐ fan type, luxe fan model en luxe‐warme lucht blazer model, dat een comfortabele omstandigheid voor bestuurder zal bieden. Wanneer ven la e nodig is in de cabine kan de deur half geopend worden om de ven la e van de bestuurder te waarborgen jdens het besturen. 3.2 Veiligheid frame (op e) De tractor kan uitgevoerd worden met een zogenaamd OESO veiligheid frame om de bestuurder te beschermen bij het omvallen van de tractor. 3.3 Zwaaihaak (op e) Om het werken met meerdere landbouwwerktuigen te vergemakkelijken kan een zwaaihaak aangebracht worden, welke dwars uit kan zwaaien om het aankoppelen te vergemakkelijken. Het gewenste aandrijfpunt kan zo ook eenvoudig op de gewenste zijdelingse posi e afgesteld ...
4.__________________________________________ Onderhoudsinstruc es In dit hoofdstuk vindt u de gedetailleerde service procedures, nodig om zo groot mogelijk rendement uit de tractor te halen. Het onderhoudsschema, welke u vindt in dit hoofdstuk, geven een schema sch overzicht van de noodzakelijke preven eve controles en services. Belangrijke opmerkingen: 1. Alle onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd door de opgeleiden en gekwalificeerde personen die bekend zijn met de tractor. 2. Om te zorgen dat de tractor zijn te verwachten (normale) levensduur haalt. Moeten de voorschri en met betrekking tot het technische onderhoud strikt worden nageleefd. 3. Om schade aan de tractor te voorkomen dienen geen eigen ongeoorloofde veranderingen (niet conform deze handleiding) uitgevoerd te worden. Indien dit wel het geval is zal de garan e op de tractor komen te vervallen. 4.1 Technische onderhoudsprocedures De periodieke onderhoudsintervallen van de tractor hangen af van de gemaakte draaiuren met de tractor. De intervallen zijn verdeeld in 10, 50, 200, 400, 800 en 1600 draaiuren. In de winterperiodes en jdens langdurig s lstaan van de tractor dient aanvullend onderhoud gepleegd te worden. Onderhoudstabel Controle Nr. Te onderhouden delen Ac e...
Pagina 49
3 Accu Controleer vloeistof 1 Elke 10h Hydraulische olie 4 Controleer vloeistof 1 Elke 10h stuurbekrach ging 5 Radiator (watertank) Controleer vloeistof 1 Elke 10h 6 Water pomp aandrijfas Smeren 1 Elke 10h 7 Brandstof pomp Controleer olie niveau 1 Elke 10h 8 Achter hub Bijvullen olie 2 Elke 10h 9 Rijkoppeling Afstellen 1 Elke 10h 10 Koppeling PTO ...
28 Rem Afstellen/smeren 2 Elke 400h 29 Eindaandrijving Controleer olie niveau 1 Elke 400h Hoofdaandrijving 30 Bijvullen olie 2 Elke 400h vooras 31 Eindaandrijving Controleer olie niveau 2 Elke 400h Filter hydraulische 32 Reinig en onderhoud 1 Elke 800h besturing Hydrauliekolie 33 Vervang olie 1 Elke 800h besturing 34 Brandsto ank Reinig en onderhoud 1 Elke 800h ...
4.2 Opera ons voor technisch onderhoud 4.2.1 Tractor onderhoud Voor de onderhoudsintervallen zie onderhoudstabel 4.1 4.3 Onderhoud accu N.V.T. de tractor is uitgerust met een onderhoudsvrije accu, indien het controle kijkglaasje een groene verkleuring aangee is de accu 100%. Als het kijkglaasje wit gekleurd is dient de accu te worden opgeladen en wanneer de accu vervangen dient te worden, kleurt het kijkglaasje rood. Indien de accu ontladen is kan deze worden geladen met een 12 Volts acculader met een maximum van 14,4 Volt. Om corrosie te voorkomen dienen de accu‐polen te worden ingevet met vaseline. Let op: Tijdens het opladen van de accu dient deze zich in een goed geven leerde ruimte te bevinden. Tevens dient de accu niet blootgesteld te worden aan hoge temperaturen en open vuur. 4.4 Hydraulische stuurinrich ng De voorraadtank van de hydraulische stuurinrich ng is gemonteerd aan de rechterkant van de motorkap. Middels de vuldop met peilstok kan het olie niveau gecontroleerd worden. Op de peilstok zijn markeringen voor maximum en minimum niveau aangegeven en het oliepeil dient zich tussen deze markeringen te bevinden. In het reservoir bevindt zich tevens het filter. Het filter dient periodiek gereinigd dan wel vervangen te worden (zie onderhoudstabel in 4.1) 4.5 Onderhoud luch ilter Wanneer de tractor in een stoffige omgeving gebruikt wordt dan dient het luch ilter regelma g te worden schoon geblazen met perslucht (max. 5 bar). ...
In andere gevallen dient het filterelement te worden vervangen te worden volgens het onderhoudsschema of tenminste jaarlijks. Belangrijk aandachtspunt: Filterelement niet spoelen met olie of water. Bij het juiste gebruik en het onderhoud van de luch ilter zal dit de levensduur van motor ten goede komen. 4.6 Smeerolie/ Olievoorschri en. Om te bepalen of er voldoen smeerolie in het carter aanwezig kan dit afgelezen worden op de peilstok. Het smeerolie niveau dient zich tussen de markeringen op de peilstok te bevinden. Indien het smeerolie niveau beneden het toegestane minimum is dient men smeerolie bij te vullen. Wanneer het smeerolie niveau zich boven het maximum bevindt dient de smeerolie te worden afgetapt totdat het niveau wederom tussen de markeringen op de peilstok gezakt is. Het a appen van de smeerolie geschiedt door de a applug onder in het carter open te draaien. Deze procedure dient ook gevolgd te worden wanneer de smeerolie wordt ververst. 4.6.1 Olievoorschri en Onderdeel Type Hoeveelheid (liters) Brandsto ank Standaard diesel 38 Brandstofpomp SAE 15W/40 0.15 Motorolie SAE 15W/40 10.5 ...
4.7 vooras Onderhoud In lijn met de onderhoudsvoorschri en, voorzie de vooras van smeerolie (85W90) G5 en controleer de aanwezige smeernippels en vul deze regelma g met vet, conform onderhoudsschema. Controleer de wielmoeren op de aangegeven aanhaalmomenten. 4.8 Onderhoud Hydrauliek oliefilter Het oliefilter bevindt zich rechtsonder de motor. Neem het filter uit zijn behuizing door de dop open te draaien van het filterhuis (buis). Het oliefilter dient visueel gecontroleerd te worden op vervuiling en indien nodig kan deze gereinigd worden of worden vervangen. Het reinigen van het filter dient te gescheiden middels spoelen met bijvoorbeeld dieselolie en perslucht, conform onderhoudsschema. 4.9 Aandrijflijn Onderhoud (achteras) Om het olieniveau van de aandrijflijn te controleren dient de tractor op een vlakke ondergrond te staan. Verwijder de peilstok en reinig deze alvorens het olieniveau te controleren middels het kortstondig terug plaatsen van de peilstok. Het olieniveau dient zich tussen de aangegeven waardes, aangegeven op de peilstok, te bevinden. Indien het niveau te laag is dient olie te worden bijgevuld. Controleer het olie niveau na ongeveer 5 minuten nadat de benodigde olie is bijgevuld ter controle. Bij het verversen van de olie dient men gebruik te maken van de a applug, aan de onderzijde van de aandrijflijn, te worden verwijderd, alvorens verse smeerolie wordt toegevoegd. 4.10 Onderhoud Hefinrich ng Om het olieniveau van de hefinrich ng te controleren dient de tractor op een vlakke ondergrond te staan met de hefarmen op de laagste stand. Verwijder de peilstok en reinig deze alvorens het olieniveau te controleren middels het kortstondig terug plaatsen van de peilstok. https://tractormanualz.com/ 53 ...
Het olieniveau dient zich tussen de aangegeven waardes, aangegeven op de peilstok, te bevinden. Indien het niveau te laag is dient olie te worden bijgevuld. Controleer het olie niveau na ongeveer 5 minuten nadat de benodigde olie is bijgevuld ter controle. Bij het verversen van de olie dient men gebruik te maken van de a applug, aan de onderzijde van het hefdeksel, te worden verwijderd, alvorens verse smeerolie wordt toegevoegd. 4.11 Onderhoud koelsysteem De tractor wordt standaard afgeleverd met een mengsel van water en an vries (50/50) als koelmiddel. (‐35º). Conform het onderhoudsschema dient het koelmiddel om de 2 jaar te worden vervangen. 4.12 Brandstofsysteem Onderhoud In sommige gevallen kan er lucht ontstaan in het brandstofsysteem. (bijvoorbeeld na langdurig s lstaan). Het brandstofsysteem dient in dat geval te worden ontlucht. Om te voorkomen dat er lucht in het brandstofsysteem komt bij het vervangen van het brandstoffilter dient het brandstoffilter eerst afgevuld te worden met brandstof alvorens deze gemonteerd wordt. 4.13 Dynamo Onderhoud De dynamo vormt een belangrijk onderdeel van de tractor en deze dient periodiek gecontroleerd te worden op beschadigingen en op loszi ende kabelverbindingen. Wanneer de dynamo niet meer naar behoren func oneert dient deze vervangen te worden. 5.__________________________________________ Tractor chassis aanpassing 5.1 twee‐traps koppeling Met de twee‐traps koppeling kan zowel de aandrijving van de wielen als wel de aandrijving van de PTO‐as ona ankelijk van elkaar worden bediend. ...
In hieronder afgebeelde figuur is een doorsnede van de twee‐traps koppeling weergegeven. Door het koppelingspedaal te bedienen (intrappen) voelt men halverwege een weerstand in de bedieningsslag, de tweede trap. De eerste trap ontkoppeld de versnellingsbak van de aandrijflijn en de tweede trap ontkoppeld de PTO – as. Dit betekent dus dat bij het in‐of uitschakelen van de PTO‐as het koppelingspedaal volledig ingetrapt dient te worden en bij het wisselen van de aandrijf versnellingen / hoge‐ en lage groep dient het koppelingspedaal voor de hel te worden ingetrapt. 5.2 Afstellen remmen Let op: Indien de voorlader wordt gebruikt of een ander werktuig dient gekozen te worden voor de lage groep (L) voor de stand van de aandrijflijn. Voor een op male krachtoverbrenging en transmissie is het dus beter om 3 Laag als 1 Hoog te gebruiken. Belangrijk aandachtspunt: De vrije slag van het koppelingspedaal dient regelma g gecontroleerd te worden en indien nodig te worden afgesteld zodat er een vrije slag van 20 mm aanwezig is. Het rempedaal dient een vrije slag te hebben tussen de 120‐ en 130 mm. Deze vrije slag zal als gevolg van slijtage van de remschijf in de loop van de jd groter worden, met als gevolg dat de tractor niet of minder goed zal gaan remmen. In dit geval dient de vrije slag van het rempedaal als volgt te worden afgesteld: https://tractormanualz.com/ 55 ...
Zoals in hiernaast afgebeelde figuur is aangegeven dient de moer (2) te worden losgedraaid en stang (3) de vrije slag opnieuw te worden ingesteld, waarna de borgingsmoer (2) weer dient te worden aangedraaid. Let op: Om het “scheef” trekken van de tractor te voorkomen bij het bedienen van de rem en om het ‘scharen” van de tractor te voorkomen bij een noodstop, is dat deze een zelfde ‘vrije’ slag hebben en dus beide eenzelfde aangrijpingspunt van de remschijf hee . 6.___________________________________________ Procedure bij langdurig geen gebruik Wanneer de trekker voor ene langere jd buiten gebruik wordt gezet (meer dan een maand), moet de tractor droog worden gestald in een vorstvrije en droge opslag om corrosie en effecten van eventuele blootstelling aan uv stralen te voorkomen. Tevens dient de tractor alvorens deze wordt gestald te worden schoongemaakt en dienen er enkele preven eve onderhoudsmaatregelen te worden getroffen. Zie onderhoudstabel in hoofdstuk 4.1. Belangrijk aandachtspunt: 1. Gedurende de lange periode buiten gebruik, is het zeer belangrijk dat voor ...
Pagina 58
Onderdeel Eenheid TB 404 TB 604 Differen eel ‐ Planetaire overbrenging (2 tandwielen) Eind over‐ ‐ Planetair tandwiel brenging Voorwielen Bar 1,1‐1,4 (landbewerking) 1,6‐1,8 (wegtransport) Banden luchtdruk Achterwielen Bar 1,.‐1,4 (landbewerking) 1,6‐1,8 (wegtransport) Draaiende delen Voorwielen ‐ 8.3‐20 8.3‐20 Banden specs Achterwielen ‐ 12.4‐28 Rem ‐ Schijfremmen Remmen Handrem ‐ ...
Pagina 59
Een‐ Onderdeel TB 404 TB 604 heid Veiligheidsuitrus ng ‐ Rolbeugel Mechanische vering met PVC zi ng incl. Bestuurders stoel ‐ hoogte– en lengte verstelling Elektrisch systeem ‐ 12V– Gelijkspanning Type ‐ ‐ Dy‐ Voltage V 14 Elektrische instal‐ o la e Vermogen kW 0,35‐0,75 Type ‐ In zekeringenkast Re‐ gela ar Voltage ...