3. Voordat de tractor wordt gestart dient te allen jde het motorolie
niveau, en koelwaterniveau gecontroleerd te worden alsmede de
spanning van de accu.
4. Wanneer de PTO‐as wordt gebruikt dient na te gaan of de
toerentallen van de PTO‐as en het werktuig op elkaar zijn
afgestemd. Tevens dient de hoek van de PTO‐as en de as van het
werktuig niet groter te zijn dan 15º.
5. Wanneer er een werktuig is aangekoppeld aan de tractor dient
deze te allen jde op de grond te rusten wanneer men de tractor
verlaat.
6. Wanneer de tractor wordt gebruikt in omstandigheden beneden
het vriespunt dient een an vries toevoeging gedaan te worden in
het koelwatersysteem.
7. De aandrijving van de vooras dient alleen te worden ingeschakeld
wanneer de tractor op onverharde weg opereert. Het inschakelen
van de aandrijving van de vooras op verharde weg kan een
overma ge slijtage van de banden veroorzaken.
8. Bij het vervangen van onderdelen van de tractor dienen originele
onderdelen gebruikt te worden.
9. Tijdens het rijden met de tractor dienen de voeten niet op het
rempedaal of koppelingspedaal te "rusten" om overma ge slijtage
van remmen of koppelingsplaten te voorkomen.
1.2 Waarschuwingssymbolen
1. De waarschuwingssymbolen dienen te alle jden goed
2. Wanneer de waarschuwingssymbolen niet meer leesbaar zijn
3. Wanneer onderdelen worden vervangen waarop een
4. Men dient zich strikt te houden aan de
zichtbaar te zijn en dienen te worden schoongemaakt
wanneer deze bedekt zijn met vuil.
of zijn verdwenen dient contact gezorgd te worden met de
dealer om deze te vervangen of opnieuw aan te brengen.
waarschuwingssymbool aanwezig is dan dient het
waarschuwingssymbool ook te worden vervangen.
waarschuwingssymbolen wanneer het persoonlijke veiligheid
betre .
https://tractormanualz.com/
15
www.eurotrac.nl