De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Uitschakelen
De camera wordt gedeactiveerd
wanneer een bepaalde snelheid voor‐
uit wordt overschreden of als de
achteruitversnelling gedurende ong.
tien seconden niet is ingeschakeld.
Achteruitkijkcamera kan handmatig
worden uitgeschakeld in het menu
Persoonlijke instellingen op het
Info-Display. Persoonlijke instellin‐
gen 3 107.
Deactivering van geleidelijnen en
waarschuwingssymbolen
U kunt de activering of deactivering
van de visuele geleidelijnen en waar‐
schuwingssymbolen veranderen met
de aanraaktoetsen in het onderste
deel van het display.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Wanneer de zon of de straal van
koplampen rechtstreeks op de
lens van de camera valt.
● Als de cameralens door ijs,
sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De auto een aanhangwagen
trekt.
Rijden en bediening
● De auto een aanrijding aan de
achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning
Werking
Het verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze op het
Driver Information Centre.
Verkeersborden die worden herkend,
zijn:
177