6.2
Werking en bediening
6.2.1 Bedrijfssituaties van de
schakeltoestellen
Normaal bedrijf van schakeltoestel-
len met frequentieomvormer – uit-
voering CC-FC (zie fig. 3)
Normaal bedrijf van schakeltoestel-
len zonder frequentieomvormer –
uitvoering CC (zie afb. 4)
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-CC/CCe-HVAC
• Relais/relaiscombinaties:
relais voor het bijschakelen van de pompen. Bij apparaten met P
inclusief de thermische uitschakelaar voor beveiliging tegen overstroom
(instelwaarde: 0,58 x I
) en het tijdrelais voor de ster-driehoekomscha-
N
keling (pos. 7).
• Hand-0-automatisch-schakelaar:
schakelaar voor het selecteren van de bedrijfssituatie van de pomp
(pos. 8)
• "Hand" (nood-/testbedrijf op het net; motorbeveiliging aanwezig)
• "0" (pomp uitgeschakeld – geen bijschakelen via PLC mogelijk)
• "Auto" (pomp voor automatisch bedrijf via PLC vrijgegeven)
In de uitvoering CCe kan telkens via handregelaar het toerental van
iedere pomp (0-100%) in handbedrijf worden ingesteld
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan een geopend schakeltoestel bestaat er
gevaar voor elektrische schokken door aanraking van onder span-
ning staande onderdelen.
• De werkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door
vakpersoneel!
• De voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht nemen!
AANWIJZING:
Na aansluiting van het schakeltoestel op de voedingsspanning en na
iedere netuitval keert het schakeltoestel terug naar de bedrijfssituatie
die voor de spanningsuitval was ingesteld.
Bij schakeltoestellen met frequentieomvormer wordt het toerental
van de basislastpomp zo geregeld dat de actuele regelgrootheid
overeenkomt met de gewenste waarde
werkelijke waarde). Als de melding "extern Uit" niet actief is en er is
geen sprake van een storing, draait in elk geval de basislastpomp met
minimaal toerental. Bij een stijgende gevraagde benodigde capaciteit,
wordt eerst het toerental van de basislastpomp verhoogd. Wanneer
aan de gevraagde benodigde capaciteit niet door deze pomp kan wor-
den voldaan, schakelt het regelsysteem een pieklastpomp of bij nog
meer benodigde capaciteit nog meer pieklastpompen bij. De pieklast-
pompen draaien met constant toerental, het toerental van de basis-
lastpomp wordt op de gewenste waarde geregeld
benodigde capaciteit zo ver daalt dat de regelende pomp in zijn laag-
ste vermogensbereik werkt en er geen pieklastpomp meer nodig is
om aan de benodigde capaciteit te voldoen, regelt de basislastpomp
kort op en wordt de pieklastpomp door de regelaar uitgeschakeld.
Bij- en uitschakeling van de pieklastpomp:
De parameterinstellingen die nodig zijn voor bij- en uitschakeling van
de pieklastpomp (schakeldrempel
in menu 4.3.3.2 worden ingesteld. Ter voorkoming van pieken van de
werkelijke waarde bij het bijschakelen of val van de werkelijke waarde
bij het uitschakelen van een pieklastpomp kan het toerental van de
basislastpomp tijdens deze schakelprocessen worden gereduceerd of
verhoogd. De betreffende instellingen van de frequenties van dit
"peakfilter" kunnen in menu 4.3.5.1 – pagina 2 worden uitgevoerd
(zie hoofdstuk "Beschrijving van de menupunten" op pagina 196).
Bij schakeltoestellen zonder frequentieomvormer (= netbedrijf) of
met gestoorde frequentieomvormer wordt eveneens door vergelij-
king van de ingestelde en de werkelijke waarde de regelgrootheid
gevormd. Omdat echter niet de mogelijkheid bestaat het toerental
van de basislastpomp lastafhankelijk aan te passen, werkt het
systeem als tweepuntsregelaar tussen de schakeldrempels
Nederlands
≥ 5,5 kW
2
(vergelijking gewenste/
. Als de
/
; vertragingstijden) kunnen
en
.
183