Nederlands
6.2.3 Motorbeveiliging
188
ΔT-c (verschiltemperatuur constant – zie afb. 10)
De verschiltemperatuur (tussen 2 installatiepunten; aanvoer/retour)
wordt bij veranderende lastomstandigheden (volumestroom) con-
form de gewenste waarde ΔT constant gehouden.
Bedrijf met meerdere pompen is mogelijk.
ΔT-v (verschiltemperatuur variabel – zie afb. 10 en afb. 11)
De verschiltemperatuur (tussen 2 installatiepunten; aanvoer/retour)
wordt bij veranderende lastomstandigheden (volumestroom) con-
form de gewenste waarde ΔT constant gehouden (zie afb. 10).
De gewenste waarde ΔT wordt daarbij afhankelijk van de buiten- of
procestemperatuur variabel geregeld (zie afb. 11). Er kan tussen
stijgende en dalende afhankelijkheid van de regelingang worden
gekozen.
Bedrijf met meerdere pompen is mogelijk.
T-c (temperatuur constant – zie afb. 12)
De temperatuur op een installatiepunt wordt bij veranderende las-
tomstandigheden conform T
ting kan overeenkomstig tab. 5 worden gekozen.
Bedrijf met meerdere pompen is mogelijk.
n = f(Tx) (toerentalregelaar – afhankelijk van temperatuur –
zie afb. 13)
Het toerental van de pomp(en) wordt afhankelijk van de ingangstem-
peratuur (gebruikte temperatuuringang selecteerbaar in menu 4.3.1)
ingesteld. Er kan tussen stijgende en dalende afhankelijkheid van de
regelingang worden gekozen.
Bij enkelpompbedrijf wordt het toerental ingesteld tussen f
en f
.
max
In de uitvoering CCe is ook meerpompenbedrijf mogelijk. Het regel-
bereik wordt daarbij gelijkmatig verdeeld over het aantal pompen.
Afb. 13 geeft de verdeling weer aan de hand van het voorbeeld van
een installatie met drie pompen.
Beveiliging tegen overtemperatuur
Motoren met wikkelingsveiligheidscontact melden aan het schakel-
toestel een overtemperatuur van de wikkeling door openen van een
bimetaalcontact. Het wikkelingsveiligheidscontact wordt aangeslo-
ten volgens het schakelschema.
Storingen van motoren die voor de beveiliging tegen overtempera-
tuur zijn uitgerust met een temperatuurafhankelijke weerstand (PTC),
kunnen door middel van optionele relais worden geregistreerd.
Beveiliging tegen overstroom
Direct startende motoren worden beveiligd via motorbeveiligings-
schakelaars met thermische en elektromagnetische uitschakelaar. De
uitschakelstroom (I
)moet direct op de motorbeveiligingsschake-
nom
laar worden ingesteld.
Motoren met Y-∆-start worden beveiligd via thermische overbelas-
tingsrelais. Deze zijn direct op de motorbeveiligingen geïnstalleerd.
De uitschakelstroom moet worden ingesteld en bedraagt bij de
gebruikte Y-∆-start van de pompen 0,58 x I
Alle motorbeveiligingsinrichtingen beschermen de motor bij bedrijf
met de frequentieomvormer of bij netbedrijf. Aan het schakeltoestel
opgelopen pompstoringen leiden tot uitschakelen van de desbetref-
fende pomp en tot activeren van de verzamelstoringsmelding SSM. Na
wegnemen van de storingsoorzaak moet de fout worden gereset.
constant gehouden. De werkingsrich-
set
.
nom
WILO SE 05/2016
min