Hydraulische vloeistof
controleren
Het reservoir van het hydraulische systeem is in de fabriek
gevuld met ongeveer 69 liter hoogwaardige hydraulische
vloeistof. Controleer het peil van de hydraulische
vloeistof voordat de motor voor het eerst wordt gestart,
en vervolgens dagelijks. Aanbevolen wordt het reservoir
bij te vullen met de volgende hydraulische vloeistof:
Toro Premium All Season hydraulische vloeistof
(verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van
208 liter. Zie de onderdelencatalogus van de
Toro-dealer voor de onderdeelnummers).
Andere vloeistoffen: Als de hydraulische vloeistof van Toro
niet beschikbaar is, kunt u andere vloeistoffen gebruiken
mits deze voldoen aan alle volgende materiaaleigen-
schappen en industriespecificaties: We raden af een
synthetische vloeistof te gebruiken. Vraag uw
smeermiddelenleverancier naar een geschikt product.
Opmerking: Toro aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid
voor schade die wordt veroorzaakt door gebruik van
verkeerd vervangende vloeistoffen. Gebruik daarom
uitsluitend producten van gerenommeerde fabrikanten die
garant staan voor de door hen aanbevolen vloeistoffen.
Slijtagewerende hydraulische vloeistof, ISO VG 46
Materiaaleigenschappen:
Viscositeit, ASTM D445
Viscositeit Index ASTM D2270 97 tot 107
Stolpunt, ASTM D97
Industriespecificaties:
Vickers I–286–S (kwaliteitsniveau), Vickers M–2950–S
(kwaliteitsniveau), Denison HF–0
Opmerking: Veel hydraulische vloeistoffen zijn bijna
kleurloos, zodat het moeilijk is lekkages op te sporen. Er is
een rode kleurstof voor de vloeistof in het hydraulische
systeem verkrijgbaar in flesjes van 20 ml. Eén flesje is
voldoende voor 15–22 liter hydraulische vloeistof. U kunt
deze kleurstof bestellen bij een erkende Toro-dealer,
Onderdeelnr. 44–2500.
1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Controleer het peil op het kijkglas (Fig. 7). Het
vloeistofpeil moet op gelijke hoogte met de pijlen staan
als u warme vloeistof controleert. De vloeistof moet 6
tot 13 mm beneden de pijlen staan als dit koud is.
3. Als het vloeistofpeil te laag is, moet u het reservoir
bijvullen.
cSt @ 40_C 65 tot 71
cSt @ 100_C 8,4 tot 8,9
-28_C tot -34_C
17
1
Figuur 7
1. Pijlen op kijkglas
Contact tussen de snijplaat en
de messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact tussen
de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de
maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is
geweest. Er moet over de volle lengte een licht contact
tussen de messenkooi en de snijplaat zijn (zie Maaidekken
afstellen in de Gebruikershandleiding voor Maaidekken,
stap #1 – Contact tussen snijplaat en messenkooi afstellen).
Bandenspanning controleren
In normale maaiomstandigheden en bij gebruik op een
brede verscheidenheid van grassoorten moeten de banden
de volgende spanning hebben: 90 kPa (13 psi) voor de
voorbanden en 103 kPa (15 psi) voor de achterbanden. Als
het gras natter of droger dan normaal is, moet de
bandenspanning echter soms worden gewijzigd. Op hard
gras moet u de spanning van de voor- en achterbanden
verhogen (124 kPa [18 psi]). Als het gras zacht is, moet u
de bandenspanning verminderen (62 kPa [9 psi] voor de
voorbanden en 83 kPa [12 psi] voor de achterbanden).
Belangrijk
Zorg voor een gelijke spanning in beide
voorbanden (d.w.z. 90 kPa [13 psi]) en in beide
achterbanden (d.w.z. 103 kPa [15 psi]) voor uitstekende
maairesultaten. De transportsnelheid mag niet hoger dan
16 km per uur zijn (gedurende een lange periode) als de
bandenspanning lager dan 83 kPa (12 psi) is, omdat de
banden anders schade kunnen oplopen. De maximale
transportsnelheid is toegestaan als de spanning in de
voorbanden 90 kPa (13 psi) of hoger is.