Opbouw en werking
5.16
Nabewerkingseenheid
Optie
De
kan aan de achterzijde met een
C e n t a u r
•
gietringwals (Afb. 41) of een
•
eg (Afb. 42)
als extra bewerkingseenheid worden uitgerust.
Met de extra gietringwals wordt met name bij een
makkelijke ondergrond het resultaat van de
standaard-bandenwals geoptimaliseerd.
De eg daarentegen zorgt voor een fijnkruimelig
zaadbed en kan in plaats van de wals worden
gebruikt.
Instelling van de eg
1. Bedien tractorregeleenheid 1 (geel).
→
De eg wordt uitgelicht en de stelbout wordt
ontlast.
•
Zet de stelbout naar achteren voor meer
agressiviteit.
•
Zet de stelbout naar voren voor minder
agressiviteit.
2. Maak de lunspen (Afb. 42/1) los.
3. Plaats de stelbout (Afb. 42/2) in de
gewenste positie.
4. Bevestig de lunspen weer.
Alle stelbouten van de eg moeten in
dezelfde positie zitten!
56
Afb. 41
Afb. 42
Zitten er veel plantenresten in de bovenlaag van de grond, dan
bestaat het gevaar dat de achtereg last krijgt van ophopingen. In dit
geval moet de agressiviteit worden verlaagd, d.w.z. dat de tanden
vlakker moeten worden ingesteld.
Bij de zaadbedvoorbereiding op geploegde en gecultiveerde velden
kan de agressiviteit voor intensiever werken hoger worden ingesteld,
d.w.z. dat de tanden steiler moeten worden ingesteld.
Verwijder de eg als deze niet wordt gebruikt!
Centaur BAG 0024.1 06.07