5. Draai de klemschroef van de kabel los (Fig. 32).
6. Beweeg de schakelhendel naar rechts totdat deze
stevig tegen de stop op de tandwielkast zit (Fig. 32).
7. Trek de kabel door de klemschroef naar rechts totdat
deze strak staat (Fig. 32).
Figure 32
1. Schakelhendel
2. Stop op tandwielkast
8. Draai de klemschroef van de kabel vast.
9. De drijfriemkap weer aanbrengen.
De kabel van de wielaandrijving afstellen
1. Sluit het deurtje van de maaikast en verwijder de
grasvangzak.
2. Draai de bedieningsknop een halve slag naar rechts als
de zelfaandrijving van de maaier niet werkt. Als de
machine voorwaarts kruipt, moet u de bedieningsknop
een halve slag naar links draaien om de riem losser te
zetten (Fig. 33).
Figuur 33
1. Bedieningsknop
3. Trek de maaier langzaam naar achteren terwijl u de
bedieningsstang voor de zelfaandrijving geleidelijk in
de richting van de handgreep beweegt.
Opmerking: De afstelling is correct als de achterwielen
ophouden te draaien en de bedieningsstang voor de
zelfaandrijving zich ongeveer 25 mm van de handgreep
bevindt (Fig. 34).
m–4162
3. Klemschroef van kabel
4. Kabel
m-228
26
Figuur 34
1. 25 mm
Reinigen van de knaldemper
en de uitlaatpoort
Reinig het uiteinde van de knaldemperpijp en de
uitlaatpoort om de 75 bedrijfsuren.
Voorzichtig
De knaldemper en de motor worden heet aan de
buitenkant als de maaier wordt gebruikt. Contact
met een heet oppervlak kan brandwonden
veroorzaken.
Reinig de knaldemper en de uitlaatpoort
uitsluitend nadat de knaldemper en de
uitlaatpoort zijn afgekoeld.
1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel van de bougie los (Fig. 22).
3. Gebruik een schraper van loofhout om het uiteinde van
de knaldemperpijp te ontkolen (Fig. 35).
Figuur 35
1. Schroef, moeren en
volgringen
4. Verwijder de schroef, de twee moeren en de
volgringen (Fig. 35).
5. Schuif de knaldemper van de montagepennen.
m-513
m-202
2. Knaldemperpijp