Referentiegids van het NextSeq 550Dx-instrument
2
Selecteer Filter (Filteren).
Filteren op Affected Item Category (Categorie van getroffen item)
1
Om op de categorie van het getroffen item te filteren, selecteert u het pictogram
in het veld Affected Item (Getroffen item) en selecteert u een van de volgende opties:
User (Gebruiker) – Filtert de lijst om gebruikershandelingen en authenticatiehandelingen van
u
gebruikers weer te geven.
Run – Filtert de lijst om wijzigingen aan de runparamaters of runstatus weer te geven.
u
Analysis (Analyse) – Filtert de lijst om wijzigingen aan de analyseparameters of analysestatus weer
u
te geven.
System (Systeem) – Filtert de lijst om handelingen op systeemniveau weer te geven, zoals
u
bestandsuploads, systeemonderhoud of beveiligingsinstellingen.
2
Selecteer Filter (Filteren).
Auditsporen exporteren
1
Selecteer in de navigatiebalk van het dashboard het menu Tools (Hulpmiddelen) en selecteer vervolgens
Audit Trails (Auditsporen).
2
Selecteer het pictogram Filter
3
Pas de gewenste filters toe.
4
Selecteer het pictogram Export (Exporteren)
De software genereert een rapport in pdf-formaat met daarop de gebruikersnaam, exportdatum en
filterparameters.
Pictogrammen Auditsporen
Op het scherm Audit Trails (Auditsporen) worden de volgende pictogrammen gebruikt.
Picto g ram
Naam
Analysis
(Analyse)
Run
System
(Systeem)
User (Gebruiker)
Documentnr. 1000000009513 v07 NLD
BESTEMD VOOR IN-VITRODIAGNOSTIEK
(Filteren) op de pagina Audit Trails (Auditsporen).
.
Om schrijving
Geeft een wijziging van de analyseparameters of analysestatus aan.
Geeft een wijziging van de runparameters of runstatus aan.
Geeft een wijziging van de module-instellingen of systeeminstellingen aan.
Geeft een gebruikershandeling of authenticatiehandeling van een gebruiker aan.
Category (Categorie)
50