Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud
Installatie in bedrijf stellen
Bedieningshandleiding en servicehandleiding
van de regeling en de brander
01. Controleren of de wirbulatoren in de rookgaspijpen
zijn geschoven (zie pagina 10), hiervoor ketel-
deur openen.
02. Controleren of de luchttoevoeropening van de
installatieruimte open staat.
03. Verwarmingsinstallatie met water vullen en ont-
luchten.
Toegestane werkingsdruk: 4 bar (0,4 MPa)
!
Opgelet
Als de installatie niet met volledig onthard
verwarmingswater wordt gevuld, kan er
steenvorming ontstaan en kan de ketel wor-
den beschadigd.
Verwarmingsketels moeten met onthard
water werken.
Gegevens in het hoofdstuk "Eisen aan de
waterkwaliteit" in acht nemen.
04. Vulhoeveelheid en waterhardheid in de tabel in de
bijlage op pagina 25 invullen.
05. Druk van de installatie controleren.
06. Oliepeil of gasaansluitdruk controleren.
07. Rookgasschuif of -klep (indien aanwezig) openen.
08. Controleren of de reinigingsopening in de rook-
gasafvoer gesloten is.
09. Afsluitkleppen van de olie- of gasleiding openen.
Installatie buiten bedrijf stellen
Gevaar
Als de verwarmingsketel onder druk staat, kan
het openen van de aansluitingen aan verwar-
mingswaterzijde tot lichamelijk letsel leiden.
Verwarmingsketel vooraf drukloos maken.
Verwarmingsketel alleen bij geopende ontluch-
ting met zuigpomp leegpompen.
Bijluchtinrichting Vitoair sluiten (indien aanwezig)
1. Brander inschakelen.
8
10. Hoofdschakelaar, schakelaar voor de CV-pomp en
werkingsschakelaar voor de brander in deze volg-
orde inschakelen. De werkingsvoorschriften van
de branderfabrikant respecteren.
11. Het dauwpuntbereik moet zo snel mogelijk doorlo-
pen worden. Daartoe de warmtetoevoer naar de
warmteverbruikers bij het verwarmen uit koude
toestand onderbreken. Dit geldt ook bij nieuwe
ingebruikneming na onderhouds- en reinigings-
werkzaamheden.
!
Opgelet
Tijdens het opstoken van de verwarmings-
ketel kan uitgassing van de isolatie, het
warmteblok en de lak tot rook- en reukhin-
der leiden.
Ruimte tijdens inbedrijfstelling ventileren.
12. Na het bereiken van de aanvoertemperatuur de
warmteverbruikers na elkaar inschakelen en de
brander op automatische werking zetten.
Opmerking
Bij de CO-meting van het rookgas kan interne uit-
gassing van het warmteblok tot verhoogde waar-
den leiden. Verwarmingsketel verder gebruiken tot
een duidelijke terugval wordt geconstateerd.
13. Pakkingen en afsluitingen controleren en indien
nodig aantrekken.
14. Na circa 50 bedrijfsuren keteldeur en reinigings-
deksel controleren en schroeven aantrekken.
2. Als de voorbeluchting draait, de installatie uitscha-
kelen. De regelschijf is dan gesloten.