Verhoog de droog- en uithardingstemperatuur, tenzij u deze waarde in een vorige stap hebt
b.
verlaagd. Gebruik de volgende tabel als richtlijn.
Uitharden (°C)
Drogen (°C)
Verlaag de waarde voor luchtstroom in stappen van 20%. Als de randen van het substraat nog
c.
niet volledig zijn uitgehard, schakelt u de uithardingsventilatoren uit met de schakelaar aan de
kant van de ventilatoren.
Als uw huidige inktdichtheid 150% of hoger is, verlaagt u de waarde voor luchtstroom in
d.
stappen van 20%.
Als alle testafdrukblokken vochtig zijn in de kolommen 100% tot 80%, past u de totale inktlimiet
e.
in de RIP aan of gebruikt u de inktbeperkingen in het deelvenster Color (Kleur).
Als een bepaald testafdrukblok vochtig is in de kolommen 70% tot 10%, verhoogt u het aantal
f.
doorgangen.
Verlaag de waarde voor inktdichtheid door de totale inktlimiet in de RIP aan te passen of
g.
gebruik de inktbeperkingen in het deelvenster Color (Kleur).
Als u uitvloeien of coalescentie van de inkt waarneemt, zoals de coalescentie hierna, kunt u de
4.
volgende instellingen wijzigen, in de aangegeven volgorde:
Controleer of de omgevingstemperatuur in het optimale bereik valt. Zie
a.
op pagina
Controleer of de juiste uithardingstemperatuur is ingesteld.
b.
NLWW
80
55
105.
80
85
85
90
90
60
55
60
55
60
Een nieuwe voorinstelling voor een substraat maken
95
95
100
100
55
60
55
60
Milieuspecificaties
71