B
EDIENINGS HANDLEIDING
B)
Montage van de aandrijving op de armatuur en de elektrische
aansluiting
Deze paragraaf bevat alle noodzakelijke gegevens voor de opbouw van een aandrijving op een
armatuur. Het is verplicht dat de gebruiker de vereisten die specifiek zijn voor het type armatuur
(klep, kogelklepafsluiter) voor het bedrijf van de aandrijving, in acht neemt
.
B1
Veiligheidsaanwijzingen voor opbouw en aansluiting
Alleen deskundig en vakkundig personeel mag de opbouw en
elektrische/elektronische aansluiting van een aandrijving op het (de)
syste(e)m(en) van de exploitant(en) uitvoeren. Vakkundig in de zin van deze
handleiding zijn personen die op basis van hun opleiding, deskundigheid en
beroepservaring met elektrische hoog- en laagspanningscomponenten
vertrouwd zijn en die de aan hen toegewezen werkzaamheden juist kunnen
beoordelen en correct uitvoeren, en mogelijke gevaren kunnen herkennen en
verhelpen.
De kennis over typische eigenschappen van zwenkarmaturen (kleppen,
kogelkranen) is ook vereist voor de inbouw. Het opbouwen en aansluiten dient
eventueel ook in overleg met deskundige collega's te gebeuren.
Spanning aangebracht. Stuur- en detectiecontacten zijn voor 250 V AC,
voedingscontacten van de motor voor 400 V AC conform EN 61010-1. Er dient
te worden gezorgd voor een overspanningsbeveiliging in de elektrische
installatie. Deze moet voldoen aan de vereisten van overspanningscategorie II
en vervuilingsgraad 2.
Doorsnedes van de leiding van 0,2 - 2,5 mm
De installatie van de kabels mag in ingestoken toestand worden uitgevoerd.
Het steken in en trekken aan de aansluitklemmen dient in spanningsloze
toestand te gebeuren.
Alle netstroomcircuits moeten zijn uitgevoerd met de vereiste
overstroomveiligheidsinrichtingen.
De betreffende waarden staan in de technische gegevens in paragraaf D5.
Er dient een scheidingsinrichting te worden voorzien die naar behoren is
gemarkeerd en in het ingrijpingsbereik van de aandrijving zit.
Na de installatie dienen de kabels in de aansluitruimte van de aandrijving
tegen verplaatsing te worden geborgd.
De toevoerleidingen moeten conform EN 61010-1 voldoen aan de vereisten
voor een verstevigde aderisolatie binnen de kabel voor de
spanningsvastheidstest.
Aarden/aardverbinding geschiedt tussen de beide kabeldoorvoeren op de
aardingsschroeven (M4). Schakelkastdeksel, motor- en drijfwerkbehuizing
werden in de fabriek onderling geaard.
De dimensionering van de motorstuurbeveiliging dient conform DIN VDE 660,
deel 102, gebruikscategorie AC3 te worden uitgevoerd, waarin de
aansturingsvereisten voor inductieve belastingen zijn gedefinieerd.
Om verkeerde meldingen in de operatorregeling of verkeerde detectie via de
koppeluitschakeling te voorkomen dient te worden verzekerd dat de elektrische
uitschakeling van de aandrijving uiterlijk 50 ms na het bereiken van de traject-
Afknelgevaar!
eindschakelaar geschiedt.
Wanneer de aandrijving wordt blootgesteld aan wisselende
omgevingstemperaturen, dient de schakelruimteverwarming zo snel mogelijk op
de stroomvoorziening te worden aangesloten om daardoor schade door
condensatie in de schakelruimte te voorkomen.
De inbedrijfstelling van de aandrijving die op een armatuur is opgebouwd, is
pas toegestaan, wanneer de armatuur aan beide zijden door een
leidingssegment- of apparaatcomponent wordt omsloten – indien deze eerder
wordt gebruikt, betekent dat afknelgevaar, waarvoor uitsluitend de gebruiker
verantwoordelijk is.
E
Z
LEKTRIS CHE
WENKAANDRIJ VINGEN
2
kunnen worden aangesloten.
7
Seite
E50 – E210