B
EDIENINGS HANDLEIDING
Borg de afgestelde schakelnok met de binnenzeskantschroef.
Plaats de standaanwijzer en stel deze af.
Test de elektrische functies van de aandrijving.
Aandrijvingen met speciale uitrusting in de schakelruimte:
Extra trajecteindschakelaars (S3 en S4 als optie) dienen altijd voorijlend te worden
ingesteld om steeds detectie te garanderen, voordat de motor uitschakelt.
Let voor montage van het afsluitdeksel op de juiste positionering van de O-ringpakking.
B6
Alle aandrijvingen proefdraaien: teststappen als afsluiting van opbouw en
aansluiting
Controleer aan het einde de werking en de aansturing van de aandrijving:
Komen de positiewijzers op de aandrijving en de positie van de armatuur overeen?
Wanneer dat niet het geval is, moet de stand van de wijzers opnieuw worden afgesteld – zie B5
hierboven.
Een verkeerde standdetectie (en verkeerde opt. display) betekent
gevaar voor de toekomstige werking.
Gevaar
Is het juiste aansluitschema gebruikt?
Bij stuursignaal <sluiten> moet de armatuur naar de dichte stand <DICHT> worden bewogen:
Dat moet – afhankelijk van de soort armatuur – geschieden door de trajectschakelaar (typisch:
kogelkranen en afsluitkleppen met rubbervoering), of door de belastingafhankelijke
uitschakeling (typisch voor afsluitkleppen met metaalachtige pakking).
Oplossing: zie paragraaf C3: Foutopsporing.
Bedieningsfunctie en weergave testen:
Bij een gepaste nominale spanning moet de armatuur via de regelopdrachten "DICHT" en
"OPEN" naar betreffende eindposities gaan. Op het optisch display op de aandrijving of op de
armatuur moet dit correct worden weergegeven.
Indien dit niet overeenkomt, moet de aansturing van de aandrijving en/of de stand van de wijzer
worden gecorrigeerd.
Zijn alle elektrische standmeldingen correct:
De elektrische detecties voor de weergaven "OPEN" en "DICHT" dienen met het optisch display
van de armatuur te worden vergeleken. Signaal en display moeten overeenkomen.
Indien dit niet het geval is, moet(en) de aansturing en/of de afstelling van de standmelder
worden gecontroleerd.
B7
Aanvullende informatie: de aandrijving demonteren
Hiervoor dienen dezelfde veiligheidsregels in acht te worden genomen als voor het
leidingensysteem, voor de stroomvoorziening en voor het (elektrische) stuursysteem.
Ga volgens deze stappen te werk:
markeer de toewijzing van de stand aandrijving/t.o.v. de stand armatuur en noteer deze voor
opnieuw monteren.
Onderbreek de stroomvoorziening op een beveiligde manier. Haal eventueel de druk van de
armatuur af.
Klem de stroomvoorziening en stuurkabel af.
Maak de flensverbinding armatuur/aandrijving los en haal de aandrijving van de armatuur af.
E
Z
LEKTRIS CHE
WENKAANDRIJ VINGEN
13
Seite
E50 – E210