B
E
Z
E50 – E210
EDIENINGS HANDLEIDING
LEKTRIS CHE
WENKAANDRIJ VINGEN
Optie – vrij in te stellen positieschakelaar (tussenstandschakelaar)
Alle eindschakelaars kunnen door vervanging van de standaardstuurnokken (zie paragraaf B5)
worden omgewisseld voor een vrij in te stellen eindschakelaar-uitschakeling.
De gebruiker heeft de mogelijkheid aan iedere schakelaar binnen het beschikbare regeltraject
een schakelpunt naar keuze toe te wijzen.
Aangezien deze omschakeling alleen betrekking heeft op mechanische componenten, heeft
deze geen invloed op de klemmenschema's in paragraaf D4 en de elektrische gegevens over
de aandrijvingen.
Specifieke toepassingen waarbij het vereist is het regeltraject van de armatuur voor de standen
Gesloten en/of Open te begrenzen, of tussenposities binnen het regeltraject te signaleren, of als
stoppunt vast te leggen, kunnen met (maximaal 4) vrij in te stellen extra schakelaars worden
gerealiseerd.
Aandrijvingen voor specifieke toepassingen waarbij meer dan 4 signaleringen binnen het
regeltraject moeten worden gerealiseerd, moeten worden voorzien van een potentiometer - zie
hieronder.
Optie – potentiometer
Voor voortdurende standdetectie kunnen de aandrijvingen met een potentiometer worden
uitgevoerd. Deze is mechanisch aan de armatuuras gekoppeld. Standaard is een 1kΩ
potentiometer leverbaar, geconstrueerd voor 1 W – andere waarden op aanvraag.
Optie – extra thermische schakelaar voor signalering
Voor wisselstroom- en draaistroomaandrijvingen kan bovendien een digitale detectie van de
motortemperatuur worden voorzien:
een tweede thermische schakelaar (uitgevoerd als opener) schakelt ca. 10°K eerder dan de
standaard geïnstalleerde thermische schakelaar (deze zorgt automatisch voor het uitschakelen
van de aandrijving).
Dit garandeert dat de gebruiker via deze tweede thermische schakelaar bericht krijgt over het
mogelijke bereiken van de kritische motortemperatuur, voordat de standaard thermische
schakelaar de motorstroom onderbreekt.
Optie – stroomdetectie 4–20 mA
Het potentiometersignaal dat de positie van de armatuurschijf registreert, wordt door een
nageschakelde elektronische convertor omgezet in een signaal van 4-20 mA.
Deze optie is raadzaam, wanneer de detectie over een grote afstand moet worden
overgedragen, omdat optredende vermogensverliezen het meetresultaat dan niet beïnvloeden.
Dit type detectie wordt bij kabellengtes > 100 m aanbevolen. Verder gelden dezelfde
toepassingscriteria als bij een potentiometer.
Optie – regeltijdverlenging voor wisselstroomaandrijvingen
Om de totale regeltijd van de aandrijving te verlengen wordt de motor elektronisch
gesynchroniseerd. Een vast gedefinieerde impuls produceert op de armatuurschijf een
zwenkbeweging van 1° - 2°. Daarna volgt een pauze tot aan de volgende impuls. Deze pauze
kan door middel van een potentiometer worden ingesteld – op die manier is het mogelijk de
totale regeltijd van de aandrijving tussen 30 s en 180 s te variëren.
Iedere basisprintplaat voor wisselstroomaandrijvingen is voorbereid voor het gebruik van deze
regeltijdverlenging en kan in plaats van de koppeluitschakeling op de basisprintplaat worden
ingestoken. Een combinatie van regeltijdverlenging en koppeluitschakeling is standaard niet
mogelijk.
20
Seite