B
EDIENINGS HANDLEIDING
D6-1 Aanwijzingen voor de analyse van het risico van voedings- en stuurspanning
De toegestane spanning voor de motor is op het typeplaatje van de aandrijving vermeld,
overspanningen tot 10% van de nominale spanning zijn toegestaan. In hoofdst. A4 wordt
een voorbeeld van het typeplaatje getoond.
Alle delen van de aandrijving die onder elektrische spanning staan, moeten bij het beoogde
gebruik zijn afgedekt (IP67, EN 60529) en daarnaast moeten kabeldoorvoeren met
kabelschroefverbindingen zijn afgedicht.
Het afsluitdeksel mag alleen worden geopend, wanneer alle
motor- en stuurspanningen zijn uitgeschakeld.
Waarschuwing!
Kabeldoorvoeren dienen ook in het continubedrijf tegen trek- en vergelijkbare belasting te
worden beschermd – ook om daaruit voortvloeiende kortsluiting in de aandrijving te voorkomen.
D6-2 Aanwijzingen voor de analyse van het risico van bewegende delen
Het "meedraaiende" handwiel vormt geen gevaar voor de gebruiker in overeenstemming
met MRL en EN15714-2. Deze kan bij niet-elektrisch bedrijf te allen tijde worden gebruikt
om de armatuur te bedienen, maar mag bij een draaiende aandrijving niet worden
geblokkeerd.
Alle andere bewegende delen van de aandrijving zijn afgedekt:
►
ofwel door de aandrijvingsbehuizing,
►
ofwel door de interface armatuur/aandrijving conform ISO 5211.
Om het risico op klemgevaar tussen het afsluitorgaan van de armatuur
(klep, kogel) en de behuizing te verhinderen is het pas toegestaan een
gemonteerde aandrijving in gebruik te nemen, wanneer de armatuur
Waarschuwing!
tussen leidingsegmenten aan beide zijden stevig is gemonteerd.
De aandrijving is conform ISO5211 in de interface aan de armatuur vastgeschroefd. In
paragraaf B3 worden de noodzakelijke aanhaalkoppels van de schroefverbinding
vermeld.
Aandrijvingen met een hogere bedieningsfrequentie dienen in gepaste afstanden
(uiterlijk bij het onderhoud van de armatuur) visueel te worden gecontroleerd om te
verifiëren of deze schroefverbinding vastzit om eventueel te worden aangetrokken.
D6-3 Aanwijzingen voor risico's van continubedrijf
De aandrijving is conform EN15714-2, tabel 1, geconstrueerd voor klasse C.
Zwenkaandrijvingen E50 tot E210 voldoen aan de inschakelduur van klasse C EN ISO 15714-2.
Klassen A en B zijn door klasse C gedekt.
Voor klasse C geldt:
Type E50. E65
Type E110
Type E160
Type E210
Bij omgevingstemperaturen > 40 °C dient deze inschakelfrequentie met ca. 10% te worden
verlaagd.
De wikkelingen van alle motor zijn thermisch beveiligd en worden bij oververhitting
automatisch uitgeschakeld. Gelijkstroomaandrijvingen (type EGS) beschikken als
motorbeveiliging over een thermische overstroomschakelaar die, na te zijn geactiveerd,
handmatig moet worden gereset.
E
Z
LEKTRIS CHE
WENKAANDRIJ VINGEN
max. 1200 starts per uur,
max. 600 starts per uur,
max. 600 starts per uur,
max. 300 starts per uur.
47
Seite
E50 – E210