j Nachtlandschap
Gebruik deze stand bij het maken van opnamen van nachtelijke
landschappen. Er wordt een lange sluitertijd gebruikt om fraaie
nachtelijke landschapsopnamen te maken.
• De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of de
scherpstelaanduiding (A 8) brandt altijd groen wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt. Houd er echter rekening
mee dat voorwerpen op de voorgrond mogelijk niet altijd
scherp zijn.
• De AF-hulpverlichting (A 115) brandt niet.
W
m
* De standaardinstelling kan worden gewijzigd.
k Close-up
Voor het fotograferen van bloemen, insecten en andere kleine
voorwerpen op korte afstand.
• De macro-stand (A 51) wordt ingeschakeld en er wordt
automatisch ingezoomd naar de dichtstbijzijnde
opnamepositie die mogelijk is.
• De dichtste afstand waarop de camera kan scherpstellen, is
afhankelijk van de zoomstand. De camera kan scherpstellen tot
een afstand van 1 cm tot het objectief als F en de zoomaanduiding groen worden
weergegeven (de zoomaanduiding bevindt zich in de buurt van G).
• De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Gebruik
scherpstelvergrendeling om het beeld te kadreren op een voorwerp dat zich niet in het midden
van het kader bevindt (A 50).
• De camera stelt voortdurend scherp tot de ontspanknop half wordt ingedrukt om de
scherpstelling te vergrendelen.
• Opnamen worden nadelig beïnvloed door cameratrilling. Controleer daarom de instelling van
Vibratiereductie (A 113) en houd de camera stevig vast.
U*
m
* De standaardinstelling kan worden gewijzigd. Denk er wel aan dat de flitser onderwerpen op minder dan
50 cm afstand mogelijk niet geheel kan uitlichten.
Onderwerpafhankelijke opnamestanden (onderwerpsstand)
n
Uit*
n
Uit*
O
p
Uit
p
Aan
o
0,0*
o
0,0*
39