Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Werkomgeving; Voorbereidingen; Temperatuuropnemer; Inductieklem - TEN INNOVA 1000 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor INNOVA 1000:
Inhoudsopgave

Advertenties

INNOVA 1000
INNOVA 1000
© Test Equipment Nederland BV
3 D
W
E
ERKOMGEVING
Zoals reeds aangegeven dient de
esloten te zijn met een spanningsbron voorzien van deugde-
lijke randaarde-aansluiting. De tester gebruikt deze randaar-
deaansluiting als afscherming en extra veiligheid.
Stoorgassen:
Vermijdt in de buurt van de tester het gebruik van vloeistoffen
of andere middelen waar koolwaterstoffen (HC's) bij vrij
kunnen komen.
Voorbeeld:
*
Carrosserie werkplaats, spuitinrichting, etc., waar oplos-
middelen zoals thinner, wasbenzine, verdunner, etc.
gebruikt worden.
*
Ruimtes waar accu's geladen of opgeslagen worden.
*
In de nabijheid van een benzinepomp, wasgelegenheid,
hogedrukreiniger, remmenreinigers, etc.
Doordat de nulpunt waarde van het CO, CO , HC kanaal, de
HC verschil waarde en de zuurstof hoeveelheid, de buiten-
lucht als referentie hebben, is het belangrijk dat de binnenk-
omende lucht vrij is van verstorende factoren. Ook een in de
nabijheid van de tester draaiende motor kan van invloed zijn
tijdens een kalibratie.
Bedrijfstemperatuur
Zorg ervoor dat een goede meting plaats vindt bij een
bedrijfstemperatuur tussen de +5 en +40 graden Celsius.
Buiten deze waarden blijft de tester wel functioneren maar de
resultaten kunnen afwijken van de opgegeven specificaties.
Bescherm de tester tegen extreem lage omgevingstempera-
turen. Bevriezing van bepaalde onderdelen kan onherstelba-
re schade opleveren.
Ventilatie:
Zorg ervoor dat u tijdens het testen met de
altijd voor een goede ventilatie zorgt. Het uitgestoten uitlaat-
gas bevat zeer giftige gassen (zoals koolmonoxyde) die
dodelijke kunnen zijn.
Werk nooit in afgesloten ruimtes zonder ventilatie!
Version [# 004] Date 26 maart 2008
Gebruiksaanwijzing
Gebruiksaanwijzing
INNOVA 1000 aang-
2
INNOVA 1000
T
E
N
EST
QUIPMENT
4 V
OORBEREIDINGEN
Voordat de uitlaatgastester in bedrijf genomen wordt, dienen
de volgende punten te worden gecontroleerd:
-
Opnamesonde en opnameslang zijn in orde
-
Filters in waterafscheider zijn schoon
-
Groffilter is schoon
-
Afvoerslang voor gas- en water zijn niet verstopt
Voorzover reeds niet eerder uitgevoerd, is de:
-
Inductieklem (toerental) aangesloten
-
Olietemperatuursensor aangesloten
-
Lambdasonde kabel aangesloten
4.1 T
EMPERATUUROPNEMER
Oliepeilstok verwijderen. De rubber stop op de temperatuur-
sensor zodanig instellen zodat de lengte gelijk is aan de
lengte van de oliepeilstok! De temperatuursensor door het
oliepeilstok gat plaatsen in de motorolie in het blok.
4.2 I
De inductieklem dient om het toerental van het voertuig op te
nemen. De klem moet om één van de bougiekabels geplaatst
worden. Zorg er hierbij voor dat de klem zodanig om de kabel
geplaatst wordt, dat de pijl op klem naar de bougie wijst. Het
kan nodig zijn dat de bougiekabel waarop de inductieklem
gemonteerd is uit de bougiekabel bundel vrij moet worden
gemaakt, dit om parasitaire storingen van de overige kabels
te voorkomen. Bij een ontstekingssysteem waarbij het
toerental dubbel wordt weergegeven (DIS) kan de deelfunctie
worden geactiveerd zodat het toerental correct wordt weerge-
geven.
Indien de toerentalmeting niet te verrichten is door middel
van een inductieklem, dan zijn hiervoor optioneel verschillen-
de opnemers verkrijgbaar (Rotophon, RPMP, BDP en
Optische opnemer).
4.3 O
PNAMESONDE
De uitlaatgas opnamesonde in de uitlaat steken. Deze moet
minimaal met een lengte van 30 cm in de uitgang van de
uitlaat ingebracht worden. De opnamesonde kan met de veer
aan de uitlaatpijp vast verbonden worden.
NB: Door een te krachtige uitlaatgas afzuiginstallatie kunnen
de meetwaarden nadelig beïnvloed worden, daarom moet de
afzuiging verwijderd of enige centimeters verwijderd zijn van
de uitstroom opening.
4.4 L
AMBDASONDE
De lambdasonde steker losnemen van de voertuig draadbun-
delsteker. Indien aanwezig, de verloopkabel op de lambda-
sonde aansluiten en de multimeterkabel van de tester
aansluiten op de aftakking.
Is er geen verloopkabel aanwezig dan kan worden gepro-
beerd het lambdasondesignaal af te takken bij de verbinding-
en in de kabelboom.
Voor zowel de lambdasondemeting als bij de voltmeting
geldt: De rode klem op de positieve aansluiting en de zwarte
klem op de massa. Er kunnen alleen gelijkspanningen
gemeten worden tot maximaal 100 Volt.
BV
EDERLAND
GASTESTERS
NDUCTIEKLEM
M
ONTEREN
/ V
OLTMETER
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave