19
Rijden en transport
19.4
Machine starten
Vanuit stilstand vooruit rijden:
De bedrijfsmodi-keuzeschakelaar in de stand "Rijden op de weg" of "Werken op het veld"
schakelen,
De parkeerrem losmaken,
Activeringstoets voor de rijaandrijving (2) indrukken en ingedrukt houden.
De rijhendel (1) naar voren schuiven.
Æ De machine rijdt vooruit en versnelt.
Om de snelheid constant te houden, de rijhendel (1) loslaten.
Æ De rijhendel keert zelfstandig terug in de middelste stand (0).
Om de machine te remmen, de rijhendel (1) tijdens het rijden naar achteren bewegen of het
rempedaal bedienen.
Æ De machine wordt geremd tot deze stilstaat.
19.4.3.1
Snelheidsregeling
Het snelheidsregeling kan alleen worden geactiveerd bij vooruit rijden.
Bij activering van het snelheidsregeling wordt de machine met de ingestelde versnellingsstand
versneld of vertraagd naar de snelheid die voor de werking met het snelheidsregeling is
opgeslagen.
Snelheid voor de werking met snelheidsregeling opslaan
1
BXG000-017
De machine versnellen tot de gewenste snelheid.
Tijdens het rijden de activeringstoets voor de rijaandrijving (2) indrukken en ingedrukt
houden, tegelijkertijd de rijhendel (1) naar rechts bewegen en vervolgens weer terug in de
middelste stand zetten.
Æ De actuele rijsnelheid wordt opgeslagen.
Op het display van de terminal wordt in het basisscherm de opgeslagen snelheid (3)
weergegeven.
De snelheid wordt opgeslagen voor de bedrijfsmodus waarin de machine zich bevindt. Voor elk
van beide modi Rijden op de weg en Werken op het veld kan een snelheid worden opgeslagen.
Als de bedrijfsmodus ("Rijden op de weg"/"Werken op het veld") wordt omgeschakeld, verandert
de weergegeven waarde in de opgeslagen waarde van de desbetreffende bedrijfsmodus (weg-
of veldsnelheid).
354
zie
Pagina 101.
zie
Pagina 359.
2
Originele handleiding 150001258_01_nl
3
km/h
3
12.0
TC
BiG X 630