Chapter
Hoofdstuk
7
Het gebruik van verschillende functies
Details van elk element van de functie setup
■ Klankkleur
De klankkleur van de toon kan van zacht tot helder
ingesteld worden.
–2
Het instrument produceert
(zacht)
zachte en milde tonen.
–1
De instelling tussen zacht
(zacht/normaal)
en normaal.
0
Het instrument produceert
Instelmarge
(normaal)
een normale toon.
1
De instelling tussen
(normaal/helder)
normaal en helder.
2
Het instrument produceert
(helder)
heldere tonen.
0 (normaal)
Standaardinstelling
N.B.
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling,
wanneer het uitgeschakeld wordt.
■ Aanslaggevoeligheid
U kunt de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord
uitkiezen. Kies een instelling die bij de verschillende
speelstijlen en voorkeuren passen.
Het instrument produceert
–2
maximale geluidssterkte
(zacht)
bij een lichte aanslag.
–1
De instelling tussen zacht
(zacht/midden)
en midden.
0
Het instrument reageert op
(midden)
een gemiddelde aanslag.
1
De instelling tussen
(midden/hard)
midden en hard.
Instelmarge
Het instrument vereist een
2
tamelijk harde aanslag om
(hard)
maximale geluidssterkte te
bereiken.
Het instrument produceert
alle tonen met dezelfde
Uit (FIXED)
geluidssterkte ongeacht de
sterkte van de aanslag.
0 (midden)
Standaardinstelling
N.B.
• U kunt de aanslagdynamiek onder ,F2.2 FIXED Velocity'
instellen wanneer voor Off (FIXED) gekozen is.
• Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling,
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
42
■ FIXED Aanslagdynamiek
U kunt de aanslagdynamiek veranderen, wanneer in de
Touch Sensivity Setting (aanslagdynamiek instelling)
voor Off (FIXED) gekozen is.
1 tot 127
Instelmarge
64
Standaardinstelling
N.B.
• Dit element verschijnt niet wanner voor een andere
parameter dan Off (FIXED) gekozen is onder ,F2.1 Touch
Sensitivity'.
• Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
■ Toetsenbord transponeren
U kunt de toonhoogte van het toetsenbord
transponeren. De transpositie kan trapsgewijs op kleine
secundes ingesteld worden. D.w.z. als u de stap voor
de transpositie bijvoorbeeld op 5 instelt, wordt door het
spelen van C3 de toonhoogte F3 weergegeven.
–12 tot 12
Instelmarge
0
Standaardinstelling
■ Stemming van het toetsenbord
U kunt de toonhoogte van det toetsenbord in trapjes
van 0.2 Hz stemmen (fine tuning). Dit is nuttig als u de
piano in combinatie met andere instrumenten bespeelt.
414.8 tot 466.8 (Hz)
Instelmarge
440.0 (Hz)
Standaardinstelling
N.B.
• De waarde verschijnt als een tweetallig nummer met een
decimaal (b.v. "40.2" for 440.2 Hz).
• Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
■ Toonreeksen
Bepaalde muziekgenres zijn gecomponeerd, gebaseerd
op andere reeksen dan de gelijkzwevende stemming,
die de gebruikelijke stemming voor piano's is. Met
deze instelling kunt u de verschillende reeksen ervaren.
1
Een octaaf is
(gelijkzwevende
onderverdeelt in twaalf
stemming)
gelijke intervallen.
2
Gebaseerd op de
(reine stemming
natuurlijke boventonen
majeur)
produceren drie
majeurakkoorden met
3
deze reeks een mooi, rein
(reine stemming
geluid.
mineur)
Deze reeks, ontdekt door
Pythagoras, een griekse
filosoof, is gebaseerd op
4
een reine kwint. De terts
(Pythagoras)
in onrein, maar de kwart
en de kwint zijn zeer
zuiver en geschikt voor
hoofdstemmen. .
Deze reeks is een
verbetering van de
pythagoreische in die zin
dat de onreinheid van
Instelmarge
5
de terts geëlimineerd
(Middentoon)
werd. Deze reeks werd
in de periode tussen
de late zestiende en de
late achttiende eeuw in
zwang.
Deze reeksen combineren
de middeltoon- en de
6
pythagoreische stemming
(Werckmeister)
op verschillende
manieren.Met deze
reeksen verandert de
moderatie de indruk
en het gevoel van
composities. Ze werden
vaak in de tijd van Bach
7
en Beethoven gebruikt
(Kirnberger)
en worden tegenwoordig
toegepast voor de
muziek uit de tijd van het
klavecimbel.
1 (gelijkzwevende
Standaardinstelling
stemming)
N.B.
Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
Het gebruik van verschillende functies
Details van elk element van de functie setup
■ Grondtoon
U dient de grondtoon te bepalen wanneer u een andere
stemming dan de gelijkzwevende in de reeksinstelling
vastlegt.
C, C#, D, E , E, F, F#, G,
Instelmarge
A , A, B , B
C
Standaardinstelling
N.B.
• Dit element verschijnt niet wanner voor 1 (gelijkzwevende
stemming) gekozen wordt in ,F4.1 Scale'.
• Het bovenste streepje duidt de verhoogde noot aan en het
onderste streepje het verlaagde noot.
#
(C
)
(E )
• Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
■ Curve van de toonhoogte
De toonhoogte van een akoestische piano heeft het
karakteristiek van een ,gestrekte curve'. D.w.z. dat de
hoge tonen hoger en de lage tonen lager zijn dan ze
daadwerkelijk zijn. U kunt de curve van de toonhoogte
van de digitale piano aan die van de akoestische piano
aanpassen. Dit is praktisch wanneer u de akoestische
piano bespeelt terwijl u de sound van de digitale piano
laat overlappen.
Curve van de toonhoogte van
UP
een piano.
Curve van de toonhoogte van
GP
Instelmarge
een kleine vleugel.
Curve van de toonhoogte van
CF
een concertvleugel.
CF
Standaardinstelling
N.B.
• Deze instelling wordt op ,CF' vastgesteld wanneer u een
koptelefoon aansluit.
• Deze instelling keert niet terug naar de standaardinstelling
wanneer het instrument uitgeschakeld wordt.
Chapter
Hoofdstuk
7
43