LTC 8100-serie | Instructiehandleiding | Bijlage C - Overzicht van kabelverbindingen
BIJLAGE C -
OVERZICHT VAN KABELVERBINDINGEN
1 Systeemvideoaansluitingen
COAX — Alle video-ingangs- en -uitgangsverbindingen
naar het Allegiant-systeem moeten worden uitgevoerd
met een RG59U-, RG6- of RG11U-coaxiale kabel van
goede kwaliteit en met BNC-connectoren. Volg de
onderstaande richtlijnen voor de juiste kabelspecificaties:
1. De centrale geleider moet van koper zijn, geen
legering of staal. Gebruik geslagen draad op
plaatsen waar de kabel beweegt, zoals bij
pannen/zwenken, liften, enz.
2. Met koper gevlochten afscherming met een
dekking van 93% of meer.
3. Kabels met een impedantie van 75 Ω.
4. Selecteer kabels met een centrale geleider met een
maximale weerstand van 15 Ω. De gangbare
waarde bij RG59U is 15 Ω per 300 m, zodat de
maximale kabellengte niet meer mag zijn dan
300 m. Bij RG11U/RG6 is de weerstand
gewoonlijk 6 Ω per 300 m, zodat de lengte
maximaal 760 m mag zijn.
5. Gebruik videoversterkers als u langere afstanden
wilt overbruggen dan hierboven aangegeven.
2 Bedieningspanelen
1. Het bedieningspaneel wordt geleverd met een
6-aderige telefoonkabel van 3 m met RJ-11-
stekkers. De kabel wordt aan de ene zijde direct
aangesloten op de achterzijde van het de centrale
eenheid van het systeem, en aan de andere kant
op de achterzijde van het bedieningspaneel. Deze
kabel is bestemd voor zowel gegevens als voeding.
2. Er is ook een optionele kabel van 30 m
verkrijgbaar.
3. Er is een optionele kit verkrijgbaar waarmee het
bedieningspaneel verder dan 30 m kan worden
opgesteld. Hierbij moet een door de gebruiker
geleverde afgeschermde getwiste kabel worden
gebruikt. De kit bestaat uit twee doordrukdozen
voor de koppeling tussen telefoonkabels en
afgeschermde getwiste kabels en de voeding voor
het lokale bedieningspaneel. De maximale afstand
bedraagt gewoonlijk 1,5 km met een kabel van
24 gauge (Belden 9841 of equivalent).
3 Alarmverbindingen
De alarmingangen kunnen droge contactverbrekingen of
logische niveaus zijn. Schroef de alarmingangen vast op
afneembare klemblokjes. U kunt eenvoudige getwiste
kabels gebruiken.
Bosch Security Systems | December 29, 2004
4
Signaaldistributieaansluitingen
Gebruik alleen afgeschermde getwiste kabels tussen de
ingebouwde unit-uitgangen en de receiver/drivers op de
cameralocatie. Schroef de kabels van de distributie-unit
op afneembare klemblokjes. Elke uitgang is geschikt voor
maximaal 8 receiver/drivers (zoals bij een doorgeluste
configuratie) met een maximale lengte van 1,5 km met
2
een bedrading van 1 mm
equivalent).
5 Receiver/drivers
CODE-INGANG — De code wordt aangeleverd via een
afgeschermde getwiste kabel vanaf de signaaldistributie-
aansluitingen. Deze kabel wordt vastgeschroefd op een
afneembaar klemblokje met mogelijkheden voor het
doorlussen van de codekabel naar een andere
receiver/driver.
UITGANGSAANSLUITINGEN — Voor alle
aansluitingen voor pannen/zwenken en objectieven is een
meeraderige kabel nodig. Raadpleeg het betreffende
specificatieblad voor de kabelgauge, het vereiste aantal
geleiders en de maximaal toegestane afstanden. De
objectiefkabels en voorkeuzepositiekabels moeten worden
afgeschermd van andere signaalkabels om storingen te
minimaliseren.
NL | 58
(18) gauge (Belden 8760 of