LTC 8100-serie | Instructiehandleiding | Fabrieksinstellingen
8.6
Cameranummer
Op het meest linkse scherm wordt op de bovenste regel
altijd het door het systeem gegenereerde cameranummer
weergegeven. Dit unieke nummer identificeert de camera
als het bedieningspaneel wordt gebruikt voor het
oproepen van videobeelden. Bij basissystemen is dit
nummer hetzelfde als de genummerde BNC-connector
waarop de camera is aangesloten op de achterzijde van
de eenheid (fysiek cameranummer). U kunt echter ook de
optionele MCS voor Windows of het optionele GUI-
softwarepakket gebruiken om dit nummer te wijzigen in
een ander uniek nummer tussen 1 en 9999.
8.7
Cameratitel
Het display voor de camera-identificatie bestaat uit de
eerste 16 tekens van de onderste regel. Hiermee wordt
elke camera aangegeven. Elke camera heeft een eigen
titel, die wordt weergegeven als deze camera wordt
opgeroepen om de beelden te bekijken. U kunt de 235
mogelijke tekens opgeven vanaf het bedieningspaneel via
de een gebruikersfunctie, of vanaf een pc-
bedieningspaneel via de optionele MCS voor Windows
of de optionele GUI-software.
8.8
Detectie beeldverlies
Het Allegiant-systeem kan beeldverlies detecteren. Als bij
een ingang verlies van videosignaal wordt gedetecteerd,
wordt de melding VIDEO NOT PRESENT (GEEN
VIDEOSIGNAAL) weergegeven op de betreffende
monitor.
OPMERKING: het kan tot vijf seconden duren voordat
de melding voor verlies van videosignaal wordt
weergegeven wanneer een videobron wordt
losgekoppeld.
9.0
FABRIEKSINSTELLINGEN
Als het Allegiant-systeem uit de fabriek komt, zijn
bepaalde functies op een standaardconfiguratie ingesteld.
Sommige functies kunnen worden geselecteerd tijdens de
installatie/configuratie van het systeem.
De standaardconfiguratie biedt de eenvoudigste
bediening. In dit gedeelte worden de
standaardinstellingen besproken.
Bosch Security Systems | December 29, 2004
9.1
Door gebruiker te selecteren
DIP-switchinstellingen voor
systeemconfiguratieopties
OPMERKING: als u toegang wilt verkrijgen tot de
DIP-switches, vindt u in hoofdstuk 6 instructies voor het
verwijderen van de kap.
De printplaat bevat twee DIP-switches met 8 posities
(S0201 en S0202). De volgende opties zijn aan DIP-
switches toegewezen:
Switch-
Standaard-
nummer
instelling
S0201-1
UIT (NTSC)
S0201-2 t/m 8
UIT
S0202-1 t/m 3
UIT
S0202-4
UIT
S0202-5
AAN
S0202-6
UIT
S0202-7
AAN
S0202-8
AAN
Switch 1 van S0201
Deze switch bepaalt de frequentie van een interne
rastergenerator die op monitoruitgangen wordt
weergegeven als een camera geen videosignaal meer
heeft of als er een ongebruikt kanaal wordt geselecteerd.
Door de aanwezigheid van de rastergenerator kan tekst
op het scherm zichtbaar blijven, inclusief een melding dat
de gebruiker inlicht over het verlies van het videosignaal.
Fabrieksinstellingen: voor 60-Hz NTSC-modellen OFF
(UIT) en voor 50-Hz PAL-modellen ON (AAN).
Switch 2 t/m 8 van S0201
Deze switchfuncties zijn gereserveerd en moeten UIT
blijven.
Switch 1 t/m 3 van S0202
Deze switchfuncties zijn gereserveerd en moeten UIT
blijven.
Switch 4 van S0202
Als switch 4 AAN is (meestal bij systeeminstallatie), is de
printerpoort op de achterzijde geconfigureerd als extra
consolepoort. De printerpoort heeft dezelfde penfuncties
als de normale consolepoort, dus u kunt de bij
LTC 8059/00 MCS voor Windows of de LTC 8850/00
GUI-software geleverde consolekabel gebruiken voor een
verbinding met de printerpoort als switch 4 AAN is.
NL | 26
Switch-
functie
Rasterfrequentie
Gereserveerd
Gereserveerd
Printerpoortmodus
Beveiligingsfunctie
Gereserveerd
Bedieningspaneelmodus
Communicatie-
parameters en uitvoering
boot screen