LTC 8100-serie | Instructiehandleiding | Installatieprocedure
connectorpennen met het label G) aan tussen het alarm
detecterende apparaat (contactverbreking of logisch
niveau) en de betreffende Allegiant-ingang. Gebruik de
rechte zijde van de meegeleverde haakse
schroevendraaier om het klemmenblokje vast te
schroeven. De alarmingangsnummers zijn gemarkeerd op
het afneembare klemblokje. Twee alarmingangen delen
telkens dezelfde aardaansluiting. De totale lusweerstand
van de bedrading mag niet meer zijn dan 1000 Ω. Ingang
1 komt overeen met camera 1 in de
Fabrieksinstellingen, maar deze relatie kan anders
worden geprogrammeerd met het optionele
LTC 8059/00 MCS-pakket voor Windows of het
LTC 8850/00 GUI-softwarepakket.
Allegiant-units hebben ook afzonderlijke
alarmrelaisuitgangen. Een alarmuitgang wordt gewoonlijk
gebruikt voor het activeren van de alarmingang van een
beveiligings-DVR/VCR of een ander
waarschuwingsapparaat. Een VCR is gewoonlijk
geprogrammeerd om de opnamesnelheid te wijzigen van
een tragere time lapse-modus naar een snellere real-time-
modus bij alarmactivering. De werking van de
relaisuitgangen is afhankelijk van de systeemconfiguratie
voor het reageren op alarmgebeurtenissen. De
uitgangsrelais voor alarm worden overeenkomstig
geactiveerd onder de volgende omstandigheden:
1. Relais 1 wordt geactiveerd als het systeem is
ingesteld op de Basic-modus voor alarmafhandeling
en op een van de systeemmonitoren een alarm
optreedt. Relais 1 wordt gedeactiveerd zodra alle
alarmsignalen zijn uitgeschakeld. Relais 1 wordt
ook geactiveerd als het systeem (monitor of
alarm(en)) door een gebruiker via het
bedieningspaneel wordt uitgeschakeld. Als u op
Acknowledge (Bevestigen) op het
systeembedieningspaneel drukt, wordt relais 1 niet
gedeactiveerd, aangezien alarmbeelden in modus
voor alarmafhandeling reageert op het contact dat op
de unit is aangesloten. In deze modus worden geen
andere relais gebruikt.
2. Relais 1 wordt geactiveerd als het basissysteem is
ingesteld op de Sequence & Display-modus voor
alarmafhandeling en op een van de
systeemmonitoren een alarm optreedt. Relais 1
wordt gedeactiveerd zodra alle alarmbeelden zijn
bevestigd (door te drukken op de toets
Acknowledge (Bevestigen) via systeemgebruiker(s)
van alle systeemmonitoren. Relais 1 wordt ook
gedeactiveerd als het systeem (monitor of
alarm(en)) door een gebruiker via het
bedieningspaneel wordt uitgeschakeld. Door het
stoppen van het alarmsignaal wordt relais 1 niet
gedeactiveerd, aangezien alarmbeelden in deze
Bosch Security Systems | December 29, 2004
modus voor alarmafhandeling niet afhankelijk zijn
van de duur van het contact dat op de unit is
aangesloten. In deze modus worden geen andere
relais gebruikt.
3. Als het basissysteem is ingesteld op het gebruik van
de Auto-Build-modus voor alarmafhandeling en er
treedt een alarm op een van de systeemmonitoren
op, wordt de relais die bij het monitornummer
hoort, geactiveerd zolang het betreffende
alarmsignaal bij de unit binnenkomt. De relais
wordt gedeactiveerd als de monitor die aan de
relais is gekoppeld, of de alarmen die op de
monitor worden weergegeven, door een gebruiker
via het bedieningspaneel worden uitgeschakeld. Als
u op Acknowledge (Bevestigen) op het
systeembedieningspaneel drukt, worden de relais
niet gedeactiveerd, aangezien alarmbeelden in deze
modus voor alarmafhandeling reageert op het
contact dat op de unit is aangesloten.
4. Als het scherm met de tabel VersAlarm Group
(VersAlarm-groep) in het pc-pakket LTC 8059/00
MCS voor Windows of de LTC 8850/00 GUI-
software een alarmgroep met monitoren bevat en
de optie Monitor is geselecteerd in de kolom
Relay Action (Relais-actie), wordt de bijbehorende
relais geactiveerd zolang het alarmbeeld op de
monitor wordt weergegeven. De relais wordt
gedeactiveerd als de gekoppelde monitor (of de op
de monitor weergegeven alarmen) door een
gebruiker via het bedieningspaneel wordt
uitgeschakeld. Als u op Acknowledge (Bevestigen)
op het systeembedieningspaneel drukt, worden de
relais niet gedeactiveerd, tenzij deze functie voor de
gekoppelde alarmgroep is geselecteerd. Als de optie
Monitor is ingesteld op 1 in de tabelGroup (Groep),
wordt alleen relais 1 geactiveerd bij een alarm voor
de monitoren in deze alarmgroep.
Gewoonlijk kan elke 2-aderige kabel worden gebruikt
voor de verbinding tussen het klemblokje met de
relaisuitgangen op de achterzijde en de VCR-
alarmingang. Gebruik de rechte zijde van de
meegeleverde haakse schroevendraaier om het
klemmenblokje vast te schroeven. Zorg ervoor dat de
relaisspecificaties 1 A en 40 VAC/DC niet worden
overschreden als er een ander extern apparaat moet
worden bestuurd.
6.9
Installaties voor satellietconfiguratie
Aangezien er vele mogelijkheden zijn, kunnen voor de
installatie van satellietsystemen alleen algemene richtlijnen
worden gegeven. Raadpleeg de BIJLAGEN van deze
handleiding en de handleiding van LTC 8059/00 MCS
voor Windows of de LTC 8850/00 GUI- software voor
meer informatie over satellietsystemen.
NL | 17