LTC 8100-serie | Instructiehandleiding | Gebruikersfuncties bedieningspaneel
gewenste sequentie selecteren en vervolgens op
ENTER drukken om deze af te drukken naar de
printerpoort. Alleen momenteel in het geheugen
bestaande sequenties worden in de lijst weergegeven.
Als u een LTC 8555-bedieningspaneel gebruikt, drukt u
op USER (GEBRUIKER) om de modus af te sluiten.
13.1.20 Gebruikersfunctie 19 -
Alarmafhandeling selecteren
Gebruikers met prioriteitsniveau 1 kunnen met deze
functie de configuratietabellen voor systeemalarm
terugzetten naar een van deze voorgedefinieerde modi
voor alarmafhandeling: BASIC, AUTOBUILD, of
SEQUENCE & DISPLAY (BASIS, AUTO-BUILD of
SEQUENTIE EN WEERGAVE). Beweeg de joystick
omhoog of omlaag om de gewenste modus te
selecteren, geef vervolgens met de cijfertoetsen uw
gebruikerswachtwoord op en druk op ENTER om het
alarmsysteem bij te werken. Als u een LTC 8555-
bedieningspaneel gebruikt, drukt u op USER
(GEBRUIKER) om de modus af te sluiten.
13.1.21 Gebruikersfunctie 20 -
Detailniveau afdruk selecteren
Gebruikers met prioriteitsniveau 1 kunnen met deze
functie kiezen tussen afdrukmodi: Limited Printing
(Beperkte afdruk) en Full Printing (Volledige afdruk).
Deze selectie bepaalt de hoeveelheid informatie die
tijdens alarmverwerking wordt afgedrukt. In beide
modi worden meldingen voor alarmactivering en -
deactivering afgedrukt, maar bij Full Printing (Volledige
afdruk) worden veel meer details vermeld. Gebruik de
joystick om de gewenste modus te selecteren en druk
vervolgens op ENTER. Als u een LTC 8555-
bedieningspaneel gebruikt, drukt u op USER
(GEBRUIKER) om af te sluiten zonder de
afdrukmodus te wijzigen.
13.1.22 Gebruikersfunctie 21 -
Type alarmmonitor toewijzen
Gebruikers met prioriteitsniveau 1 kunnen deze functie
gebruiken om de monitor die momenteel door het
bedieningspaneel wordt bestuurd, aan te wijzen als
STEP-monitor of REVIEW-monitor. Deze functie kan
alleen worden gebruikt in de voorgedefinieerde modus
voor alarmafhandeling SEQUENCE & DISPLAY
(SEQUENTIE EN WEERGAVE) (zie HOOFDSTUK
11, ALARMGEGEVENS) om te selecteren welke
monitor de STEP-monitor is (ook SEQUENCE-
monitor genoemd), en welke de REVIEW-monitor is
(ook de DISPLAY- of CONTROL-monitor genoemd).
Als u een monitor wilt aanwijzen als STEP- of
REVIEW-monitor, gaat u naar gebruikersfunctie 21 en
beweegt u de joystick omhoog of omlaag om het
monitortype te selecteren. Geef uw wachtwoord op het
bedieningspaneel op en druk op ENTER. Als u een
Bosch Security Systems | December 29, 2004
LTC 8555-bedieningspaneel gebruikt, drukt u op USER
(GEBRUIKER) om de modus af te sluiten. Na het
selecteren van een nieuwe STEP- en REVIEW-
monitor, kan de alarmfunctie van de vorige zijn
gedeactiveerd (zie 12.5.3, Monitoralarmfunctie
activeren/deactiveren).
13.1.23 Gebruikersfunctie 22 -
Type besturingscode selecteren
Met deze functie wordt aangegeven of de opdrachten
voor pannen/zwenken en zoomen op variabele
snelheid zijn ingeschakeld (fabrieksinstelling). In de
meeste gevallen hoeft deze functie niet te worden
uitgeschakeld. Als de variabele snelheid moet worden
in- of uitgeschakeld, kunnen gebruikers met
prioriteitsniveau 1 dit doen. Beweeg de joystick
omhoog of omlaag om de gewenste instelling te
selecteren en druk vervolgens op ENTER. Als u een
LTC 8555-bedieningspaneel gebruikt, drukt u op USER
(GEBRUIKER) om de modus af te sluiten.
13.1.24 Gebruikersfunctie 23 -
Versienummer CPU-software weergeven
Gebruikers kunnen met deze functie het revisie-
nummer van de Allegiant-CPU-software op het
monitorscherm weergeven.
13.1.25 Gebruikersfunctie 24 -
Posities van alle monitordisplays instellen
Deze functie lijkt op gebruikersfunctie 4, behalve dat de
posities van alle monitordisplays in het systeem
worden gewijzigd.
Zodra in gebruikersfunctie 24 bent, gebruikt u de joystick
om de positie van het display naar wens in te stellen
op de monitor die door het bedieningspaneel wordt
bestuurd. Druk op ENTER om alle systeemmonitor-
displays op deze positie op te slaan en te wijzigen. Als
u een LTC 8555-bedieningspaneel gebruikt, drukt u op
USER (GEBRUIKER) om de modus af te sluiten.
13.1.26 Gebruikersfunctie 25 -
Helderheid instellen op alle monitordisplays
Deze functie lijkt op gebruikersfunctie 5, behalve dat de
helderheid van alle monitordisplays in het systeem
wordt gewijzigd.
U kunt het witte gedeelte van de tekens op de
videomonitordisplays helderder of matter maken met
gebruikersfunctie 25. Beweeg de joystick omhoog om de
helderheid te verhogen of omlaag om de helderheid te
verlagen. Zodra het display op de monitor die
momenteel door het bedieningspaneel wordt bestuurd,
is aangepast, drukt u op ENTER om alle
systeemmonitoren dezelfde instelling te geven. Druk
op USER (GEBRUIKER) om de modus af te sluiten.
NL | 43