Het veiligheidssysteem
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te
zorgen dat de motor alleen kan worden gestart als:
U op de bestuurdersstoel zit
Het rempedaal ingetrapt is
De aftakasschakelaar UIT staat
Het veiligheidssysteem is bedoeld om ervoor te
zorgen dat de motor stopt als:
U opstaat van de stoel en het rempedaal loslaat.
U opstaat van de stoel als de aftakasschakelaar
AAN staat.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de aftakas
wordt uitgeschakeld als:
U in de achteruit schakelt met ingeschakelde
aftakas.
Werken in de achteruit
Er is een beveiliging ingebouwd die voorkomt dat de
maaikoppeling (aftakas) kan worden ingeschakeld
terwijl de tractor achteruit rijdt. Als de tractor in de
achteruit wordt geschakeld terwijl de maaier of een
ander door de aftakas aangedreven werktuig
ingeschakeld is, stopt de aftakas.
Als u in de achteruit moet maaien of andere door de
aftakas aangedreven werktuigen moet gebruiken
(sneeuwruimer, grondwerktuig), kan de beveiliging
werktuig-in-achteruit tijdelijk worden uitgeschakeld.
Maai nooit terwijl u achteruit rijdt, tenzij dat
absoluut noodzakelijk is.
Voordat u de beveiliging uitschakelt, moet u zich
ervan verzekeren dat zich geen kinderen op of in de
nabijheid van het werkterrein bevinden of daar zullen
komen terwijl u maait of een ander werktuig gebruikt.
Let extra goed op nadat u de beveiliging hebt
uitgeschakeld, omdat u door het geluid van de tractor
waarschijnlijk niet merkt wanneer een kind of
omstander het werkterrein betreedt.
Als u zeker weet dat u veilig in de achteruit kunt
maaien of een ander werktuig gebruiken, schakelt u
de beveiliging werktuig-in-achteruit uit via de
keuzeschakelaar (fig. 16) aan de stoelophanging, aan
de voorzijde net onder de stoel, nadat u de
maaikoppeling (aftakas) ingeschakeld hebt. Een rood
lampje op het voorste bedieningspaneel (fig. 17) licht
op, om u erop te wijzen dat de beveiliging
werktuig-in-achteruit uitgeschakeld is. Nadat u de
beveiliging uitgeschakeld hebt, blijft die
uitgeschakeld zolang de maaier of het door de aftakas
aangedreven werktuig in bedrijf is terwijl u achteruit
rijdt. Het lampje op het bedieningspaneel blijft
branden totdat de maaikoppeling (aftakas)
uitgeschakeld wordt, of de motor wordt gestopt.
NB.:
Steek de sleutel alleen in de
keuzeschakelaar als dat absoluut
noodzakelijk is om de maaier of een
ander werktuig in de achteruit te
gebruiken. De sleutel van de
keuzeschakelaar moet ook uit de
tractor worden verwijderd als die wordt
bediend door iemand die geen
verantwoordelijk en ervaren gebruiker
is. Dit voorkomt dat de aftakas kan
worden ingeschakeld als de tractor
achteruit rijdt. Verwijder altijd zowel
de contactsleutel als de sleutel van de
keuzeschakelaar en bewaar ze op een
veilige plaats buiten het bereik van
kinderen als u de tractor onbeheerd
achterlaat.
Gebruiksaanwijzing
23