14 Opsporen en verhelpen van storingen
Hoofdcode
Storing printplaat (buitenunit)
Hogedrukschakelaar geactiveerd
Storing lage druk (buitenunit)
Compressorblokkering gedetecteerd (buitenunit)
Storing ventilatormotor (buitenunit)
Storing elektronische expansieklep (buitenunit)
Storing perstemperatuur (buitenunit)
Abnormale aanzuigtemperatuur (buitenunit)
Detectie te veel koelmiddel
Storing hogedrukschakelaar
Storing lagedrukschakelaar
Probleem ventilatormotor (buitenunit)
Storing omgevingstemperatuursensor (buitenunit)
Storing druksensor
Storing stroomsensor
Storing perstemperatuursensor (buitenunit)
Storing gastemperatuursensor warmtewisselaar
(buitenunit)
Storing aanzuigtemperatuursensor (buitenunit)
Storing temperatuursensor ontijzen (buitenunit)
Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling
HE) (buitenunit)
Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE)
(buitenunit)
Storing hogedruksensor (S1NPH)
Storing lagedruksensor (S1NPL)
INV-printplaat abnormaal
Lameltemperatuur abnormaal
Inverter-printplaat defect
Overstroom compressor gedetecteerd
Compressorblokkering (opstarten)
Transmissie buitenunit - inverter: Probleem INV-
transmissie
INV asymmetrische voedingsspanning
Storing lamelthermistor
Storing capaciteitsinstelling (buitenunit)
Abnormale daling lage druk, defecte expansieklep
INV voedingsspanning te laag
Systeem nog niet proefgedraaid
Defecte bedrading tussen binnen- en buitenunit
Abnormale communicatie tussen gebruikersinterface
en binnenunit
Defecte bedrading naar buitenunit/buitenunit
Abnormale communicatie tussen hoofd- en
subgebruikersinterface
Verkeerde combinatie in systeem. Verkeerd type
binnenunit aangesloten. Storing binnenunit.
Storing aansluiting binnenunits of verkeerde
combinatie types
Dubbel gecentraliseerd adres
Storing in communicatie gecentraliseerde besturing -
binnenunit
Storing automatische adressering (inconsistentie)
Storing automatische adressering (inconsistentie)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
32
Inhoud
14.2
Symptomen die geen storingen
van het systeem zijn
De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem:
14.2.1
Symptoom: Het systeem werkt niet
▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop
van de gebruikersinterface drukt. Als het bedrijfslampje brandt, is
toestand van het systeem normaal. Om overbelasting van de
compressormotor te voorkomen, start de airconditioner pas 5
minuten nadat hij werd uitgeschakeld. Deze vertraging wordt ook
toegepast na gebruik van de keuzeknop voor de bedrijfsstand.
▪ Als "Onder gecentraliseerde besturing" op de gebruikersinterface
staat, knippert het display enkele seconden wanneer u op de
werkingstoets drukt. Het knipperende display betekent dat de
gebruikersinterface niet kan worden gebruikt.
▪ Het systeem start niet meteen nadat de voeding is ingeschakeld.
Wacht één minuut tot de microcomputer bedrijfsklaar is.
14.2.2
Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar
koelen en verwarmen werken niet
Onmiddellijk na het inschakelen. De microcomputer is nog aan het
opstarten en voert een communicatiecontrole uit met alle
binnenunits. Wacht 12 minuten (maximum) tot de microcomputer
klaar is.
14.2.3
Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt
niet overeen met de instelling
De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op de instelknop voor
de ventilatorsnelheid drukt. Wanneer de kamertemperatuur bij het
verwarmen de ingestelde temperatuur bereikt, valt de buitenunit stil
en gaat de ventilator van de binnenunit over naar fluistersnelheid. Dit
voorkomt dat koude lucht rechtstreeks op de personen in de kamer
wordt geblazen. De ventilatorsnelheid verandert niet wanneer u op
de knop drukt, zelfs niet wanneer een andere binnenunit verwarmt.
14.2.4
Symptoom: De luchtstroomrichting stemt
niet overeen met de instelling
De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de
gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt
doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd.
14.2.5
Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit)
▪ Wanneer het vochtgehalte bij het koelen hoog is. Als de
binnenkant van een binnenunit extreem vuil is, zal de
temperatuurverdeling in de kamer ongelijk zijn. Daarom is het
nodig om de binnenkant van de binnenunit schoon te maken.
Vraag aan uw dealer meer informatie over het schoonmaken van
de unit. Dit is het werk van een erkend servicetechnicus.
▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage
kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt
terug in de binnenunit en produceert stoom.
14.2.6
Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit)
Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op
verwarmen. Het vocht van het ontdooien wordt omgezet in stoom en
wordt uitgeblazen.
RXYSCQ4~6TMV1B
VRV IV-S-systeem airconditioner
4P555881-1 – 2019.07