23
Onderhoud - motor
23.9
Motorkoelmiddel
Wanneer de dieselmotor werd leeggereden en indien nodig kan de brandstofinstallatie ook via
de meetaansluiting (1) op het brandstoffilter (2) worden ontlucht:
Brandstof tanken,
Een tank voor uitlopende brandstof klaarzetten.
De kap van de meetaansluiting (1) losschroeven.
De meetslang uit het opbergvak nemen, op de meetaansluiting (1) schroeven en het
uiteinde van de meetslang in de klaarstaande tank houden.
De contactsleutel op de stand "I" draaien,
Het ventiel (3) indrukken en zolang ingedrukt houden tot er 30 s lang brandstof uit de
meetslang uittreedt.
Het ventiel (3) losmaken.
Ervoor zorgen dat de drukveer het ventiel terugzet, indien nodig het ventiel terugtrekken.
De meetslang van de meetaansluiting (1) losschroeven en de kap op de meetaansluiting
schroeven.
De dieselmotor starten,
Wanneer de dieselmotor niet start:
De brandstofinstallatie opnieuw via de meetaansluiting (1) op het brandstoffilter (2)
ontluchten.
23.9
Motorkoelmiddel
LET OP
Schade aan de koelinstallatie door gebruik van verkeerd koelmiddel
Wanneer een mengsel van silicaathoudend en silicaatvrij koelmiddel wordt gebruikt, kan dit
schade aan de koelinstallatie van de dieselmotor veroorzaken.
In geen geval een mengsel van silicaathoudend en silicaatvrij koelmiddel als
motorkoelmiddel gebruiken.
Het motorkoelsysteem is in de fabriek gevuld met een koelmiddel dat zorgt voor
vorstbescherming, corrosiebescherming en verdere beschermende werkingen.
Het motorkoelmiddel is een mengsel van water, anticorrosie- en antivriesmiddel.
Het motorkoelmiddel beschikt over de volgende eigenschappen:
•
Warmteoverdracht
•
Corrosiebescherming
•
Cavitatiebescherming (bescherming tegen putcorrosie)
•
Vorstbescherming
•
Verhoging van het kookpunt
Het motorkoelmiddel moet onafhankelijk van het jaargetijde in het motorkoelsysteem blijven,
ook in landen met hoge buitentemperaturen.
446
zie
Pagina 444.
zie
Pagina 340.
zie
Pagina 340.
Originele handleiding 150000943_06_nl
BiG X 780