Instellingen
8.3
Instellen van de strooihoeveelheid
8.4
Controle strooihoeveelheid
Strooihoeveelheid controleren:
•
bij het wisselen van mestsoort;
•
bij verandering van strooihoeveelheid;
•
bij verandering van werkbreedte.
De strooihoeveelheid kan ook worden
gecontroleerd
•
aan het begin van het strooien (de
kalibratiefactor wordt bij het verspreiden van
de eerste 200 kg kunstmest bepaald) ;
•
continu tijdens het strooien (online-
kalibratie);
•
vóór het gebruik bij stilstaand voertuig.
Zie bedieningshandleiding
A M A T R O N
mest - Afb. 55/1.
8.4.1
Voorbereidingen voor de controle van de strooihoeveelheid (zonder
weegtechniek)
1. Stel de noodzakelijke schuifstand in voor de
gewenste strooihoeveelheid bij de linker
trechterpunt.
2. Demonteer de linker strooischijf.
2.1 Draai de vleugelmoer (Afb. 56/1) ter
bevestiging van de linker strooischijf
los en trek de strooischijf van de
overbrengingsas af.
2.2 Draai de vleugelmoer weer op de
overbrengingsas vast (zodat er geen
mestkorrels in de schroefdraadboring
terechtkomen).
3. Hang de opvangbak (Afb. 56/2) met behulp
van de beugel (Afb. 56/3) in de hiervoor
bestemde opening (Afb. 56/4 en Afb. 56/5)
in het chassis.
78
Zie bedieningshandleiding van
De voor de gewenste strooihoeveelheid vereiste schuifstand wordt
via de beide doseerschuiven elektronisch ingesteld.
Na invoer van de gewenste strooihoeveelheid op de
[voorgeschreven hoeveelheid in kg/ha] moet de mestkalibratiefactor
worden bepaald (controle strooihoeveelheid). Deze bepaalt het
regelgedrag van de
+
/ hoofdstuk Kalibratie
A M A T R O N
+
A M A T R O N
.
Afb. 55
Afb. 56
+
!
A M A T R O N
+
ZA-M BAG0039.1 09.07