5.1 Verwarmingsmethoden
Om altijd de passende verwarmingsmethode voor uw
gerechten te kunnen bepalen, geven wij hier uitleg over
de verschillen en toepassingen.
Aan de hand van de afzonderlijke symbolen ziet u om
welke verwarmingsmethoden het gaat.
Sym-
Verwarmingsmetho-
bool
de
4D-hetelucht
Boven- en onder-
warmte
Eco hetelucht
Air Fry
Boven- en onder-
warmte Eco
Circulatiegrillen
Grill, groot
Grill, klein
Pizzastand
Langzaam garen
Ontdooien
Onderwarmte
Temperatuurbe-
Gebruik en werkwijze
reik
30 - 275°C
Op één of meer niveaus bakken of braden.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterkant gelijkmatig in de binnenruimte.
30 - 300°C
Traditioneel bakken of braden op één niveau. De verwarmings-
methode is bijzonder geschikt voor gebak met vochtige bedek-
king.
De warmte komt gelijkmatig van boven en van onderen.
30-275°C
Gekozen gerechten zonder voorverwarmen op één niveau voor-
zichtig garen.
De ventilator verdeelt de warmte van het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterkant gelijkmatig in de binnenruimte. Het pro-
duct wordt in fasen bereid met behulp van restwarmte.
Het meest doeltreffend is de verwarmingsmethode tussen 125 -
250°C.
Houd de deur van het apparaat tijdens het bereiden gesloten.
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het ener-
gieverbruik in de circulatieluchtmodus en de energieklasse ge-
bruikt.
30 - 300°C
Knapperig garen op een niveau met weinig vet. Bijzonder ge-
schikt voor normaal in vet gefrituurde gerechten, bijv. frites.
De ventilator wervelt met hoge snelheid de hitte van de grillele-
menten rond het gerecht. De afvoerlucht wordt versterkt uit de
binnenruimte getrokken.
30 - 300°C
Gekozen gerechten voorzichtig garen.
De warmte komt van boven en van onderen.
Het meest doeltreffend is de verwarmingsmethode tussen 150 -
250°C.
Deze verwarmingsmethode wordt gebruikt voor het bepalen van
het energieverbruik in de conventionele modus.
30 - 300°C
Gevogelte, hele vis of grotere stukken vlees braden.
Het grillelement en de ventilator schakelen afwisselend in en uit.
De ventilator wervelt de hete lucht rond het gerecht.
Grillstanden:
Platte producten, zoals steaks, worstjes of toast grillen. Gerech-
1 = zwak
ten gratineren.
2 = gemiddeld
Het hele oppervlak onder de grill wordt heet.
3 = sterk
Grillstanden:
Kleine hoeveelheden grillen, zoals steak, worstjes of toast. Kleine
1 = zwak
hoeveelheden gratineren.
2 = gemiddeld
Het middelste oppervlak onder de grill wordt heet.
3 = sterk
30 - 275°C
Pizza's of gerechten klaarmaken die veel warmte van onderen
nodig hebben.
Het onderste verwarmingselement en het ronde verwarmingsele-
ment aan de achterwand zijn ingeschakeld.
70 - 120°C
Kort aangebraden, mals vlees in open vormen voorzichtig en
langzaam garen.
De warmte komt bij een lage temperatuur gelijkmatig van boven
en van onderen.
30 - 60°C
Bevroren etenswaar voorzichtig ontdooien.
30 - 250°C
Gerechten nabakken of au bain-marie bereiden.
De warmte komt van onderen.
Wanneer u een verwarmingsmethode kiest, stelt het ap-
paraat u een passende temperatuur of stand voor. U
kunt de waarde overnemen of wijzigen in het weerge-
geven gebied.
Bij temperatuurinstellingen boven 275°C en grillstand
3 verlaagt het apparaat de temperatuur na ca. 40 mi-
nuten tot ca. 275°C resp. grillstand 1.
Functies nl
11