11.16
Punten instellen
Afwijkende aandraaimomenten
Alle schroefverbindingen moeten principieel met de hierna vermelde aandraaimomenten
worden vastgedraaid. Afwijkingen van de tabel zijn overeenkomstig gemarkeerd.
Afb. 97:
De onderkanten van de zijpunten (1) ca. y = 30 mm hoger dan de onderkanten van de rijpunten
(2) instellen.
De onderkant van de middelste punt (3) moet ca. x = 30...50 mm lager liggen dan de
onderkanten van de andere punten (a = afstand tot bodem in werkstand/dichtbij de bodem).
•
Corrigeer indien nodig de hoogte-instelling van de punten aan de zijkant, in de rij of in het
midden.
a
Afb. 98
11.16.1
Zijpunten instellen
De hoogte-instelling van de zijpunten (a) gebeurt via de schroef (1).
Ga als volgt te werk:
•
Contramoer (2) losmaken
•
Hoogte van de punten via de schroef (1) instellen
•
Contramoer (2) vastdraaien
11.16.2
Rijpunten instellen
De hoogteaanpassing van de rijpunten (b) gebeurt door het verstellen van het schuifstuk (3)
Ga als volgt te werk:
•
Schroef (4) losdraaien.
•
Door verzetten van de schuifpen (3) de hoogte van het rijpunt instellen.
•
Schroef (4) aantrekken.
1
2
Onderhoud
b
4
3
EC500078
133