11.12.5
Verzamelaarspanfunctie controleren
•
De rand (6) van de veergeleiding moet tussen de markeringen (7, 8) liggen.
•
Als dit niet het geval is, de collectorspanfunctie corrigeren
11.12.6
Collectorspanfunctie instellen
•
De contramoer (9) losdraaien en door het draaien van de zeskantmoer (10) de
veergeleiding zodanig instellen dat de rand (6) een afstand van 8±1 mm tot de
markering (7) toont.
•
De contramoer (9) aantrekken.
•
De collectorvoorspanning controleren, zie hoofdstuk Onderhoud, "Collectorspanning
controleren".
•
De afdekking (1) monteren.
Onderhoud
129