Rad-97
Overzicht van In Vivo Adjustment (in-vivobijstelling)
Met de functie In Vivo Adjustment (in-vivobijstelling) kunnen artsen
handmatig een of meer klinische parameters in overeenstemming brengen
met corresponderende laboratoriumgegevens voor continue trending. Als de
functie actief is, wordt er naast de aangepaste parameterwaarde een
offsetwaarde weergegeven.
De functie In Vivo Adjustment (in-vivobijstelling) kan voor een parameter
worden ingeschakeld door het In Vivo-scherm te openen in het
instellingenmenu voor die parameter. Nadat u de functie hebt ingeschakeld,
kunt u een offsetwaarde instellen. Zodra de functie is ingeschakeld, wordt er
een positieve of negatieve offsetwaarde weergegeven (zie de volgende
afbeelding).
De In Vivo-offset wordt ingesteld op nul als:
•
De kabel of sensor niet op het apparaat aangesloten is.
•
De sensor losraakt van de patiënt, waardoor de sensor opnieuw
wordt geïnitialiseerd.
•
Er acht uur is verstreken sinds de In Vivo-waarde is geactiveerd.
•
De fabrieksinstellingen worden hersteld.
•
De gebruiker In Vivo uitschakelt.
Offsetwaarde
Als in-vivobijstelling voor een specifieke parameter ingeschakeld is, wordt de
offsetwaarde onder die specifieke parameter weergegeven. Een positieve
waarde betekent dat de weergegeven parameterwaarde is verhoogd (aan de
hand van de referentiewaarde uit de laboratoriumtest, zoals ingevoerd door
de arts) en een negatieve waarde betekent dat de weergegeven
parameterwaarde is verlaagd (aan de hand van de referentiewaarde uit de
laboratoriumtest, zoals ingevoerd door de arts).
In het voorbeeld hieronder is de weergegeven SpO
een offset van -1,0, en de weergegeven SpHb-waarde van 16,0 inclusief een
offset van +0,4.
De functie In Vivo Adjustment (in-vivobijstelling) kan worden ingesteld op On
(aan) of Off (uit). De fabrieksinstelling is Off (uit). Als de functie op On (aan) is
ingesteld, wordt de parameterwaarde aangepast en wordt er een
www.masimo.com
Hoofdstuk 4: Bediening
-waarde van 96 inclusief
2
69
Masimo