Rad-97
Hoofdstuk 1: Technologieoverzicht
methemoglobineverzadiging (SpMet [%]), de totale hemoglobineconcentratie
(SpHb [g/dl]) en de hartfrequentie (PR) van de patiënt te berekenen. Voor de
SpCO-, SpMet- en SpHb-metingen wordt uitgegaan van een
kalibratievergelijking met meerdere golflengten om het percentage
koolmonoxide en methemoglobine, en de totale hemoglobineconcentratie in
het arteriële bloed te bepalen. De maximale interfacetemperatuur voor huid
en sensor bleek bij tests minder dan 41 ºC (106 ºF) bij een minimale
omgevingstemperatuur van 35 ºC (95 ºF). De tests waren uitgevoerd met
sensoren die werkten in de slechtst denkbare omstandigheden.
Pulse CO-Oximetry versus metingen van afgenomen
volbloedmonsters
Wanneer SpO
, SpCO-, SpMet- en SpHb-metingen, verkregen van de
2-
Rad-97 (niet-invasief), worden vergeleken bloedgasmetingen met
afgenomen volbloed (invasief) en/of laboratoriummethoden voor
CO-oximetrie, dienen de resultaten met zorg te worden geëvalueerd en
geïnterpreteerd.
De bloedgasmetingen en/of CO-oximetriemetingen in een laboratorium
kunnen afwijken van de SpO
-, SpCO-, SpMet-, SpHb- en SpOC-metingen
2
van de Rad-97. Alle vergelijkingen moeten gelijktijdig worden uitgevoerd, wat
betekent dat de meting die met het instrument wordt verricht, moet worden
genoteerd op het precieze moment dat het bloed wordt afgenomen.
Voor SpO
worden doorgaans andere resultaten uit het arteriële
2
bloedgasmonster verkregen als de berekende waarde niet op de juiste wijze
wordt gecorrigeerd voor de gevolgen van variabelen die een verschuiving
teweegbrengen in de verhouding tussen de partiële zuurstofdruk (pO
) en
2
-verzadiging zoals: pH, temperatuur, de partiële druk van kooldioxide (pCO
),
2
2,3-DPG en foetale hemoglobine.
Bij SpCO worden tevens andere resultaten verwacht als het
methemoglobineniveau (MetHb) in het bloedgasmonster abnormaal is (groter
dan 2% voor MetHb).
Bij SpHb kunnen de variaties in hemoglobinemetingen groot zijn en worden
deze mogelijk beïnvloed door de monsterafnametechniek en de fysiologische
omstandigheden van de patiënt. Eventuele resultaten die inconsistenties
vertonen met de klinische status van de patiënt, moeten opnieuw worden
verkregen en/of worden aangevuld met andere testgegevens. Net als bij de
meeste hemoglobinetests moet een bloedmonster in het laboratorium
worden geanalyseerd voordat een klinisch besluit wordt genomen.
Een hoog bilirubinegehalte kan foutieve afleeswaarden voor SpO
, SpMet,
2
SpCO en SpHb veroorzaken. Aangezien bloedmonsters meestal binnen 20
seconden worden afgenomen (de tijd die nodig is om bloed af te nemen), kan
een zinnige vergelijking slechts worden gemaakt als de zuurstofverzadiging
(SaO
), het carboxyhemoglobineniveau (COHb) en de MetHb van de patiënt
2
stabiel zijn en niet veranderen gedurende de afname van het
www.masimo.com
29
Masimo