b. Druk op de knop
c. Druk op de knop
d. Zorg dat Papiersoort gemarkeerd is en druk dan op de knop
e. Druk op de knop
(SET).
f. Kijk of de geselecteerde papiersoort is gemarkeerd met een opsommingsteken en druk daarna op de knop Menu.
OPMERKING:
u het stuurprogramma daarna bijwerken volgens de aanwijzingen voor het besturingssysteem dat u gebruikt. Als
de printer zich op een netwerk bevindt, werkt u het stuurprogramma voor elke client bij.
Om de installatie van de accessoire te voltooien moet het printerstuurprogramma worden bijgewerkt om de
accessoire te kunnen herkennen.
Stuurprogramma bijwerken voor detectie van de 1100 papierinvoerlade
Bij gebruik van het PCL/XPS-stuurprogramma
OPMERKING:
Het XPS-stuurprogramma wordt ondersteund op de volgende besturingssystemen: Windows 7, Windows
7 x64, Windows Vista, Windows Vista x64, Windows Server 2008 R2 x64, Windows Server 2008 en Windows Server
2008 x64.
®
Windows
7/Windows 7
®
x64/Windows Server
2008 R2 x64
®
Windows Vista
/Vista
x64
Windows Server
2008/Server 2008 x64
totdat Lade-instelling is gemarkeerd en druk dan op de knop
totdat de geïnstalleerde lade is gemarkeerd, en druk dan op de knop
totdat de papiersoort voor de geïnstalleerde lade is gemarkeerd en druk dan op de knop
Als u de 1100 papierinvoerlade installeert na het installeren van het printerstuurprogramma, moet
1. Klik op Starten® Apparaten en printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen van
printer.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Apparaten en printers.
1. Klik op Start® Configuratiescherm®
Hardware en geluiden® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
1. Klik op Start® Configuratiescherm® Printers.
2. Klik met de rechter muisknop op het printerpictogram en selecteer Eigenschappen.
3. Als u het PCL-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Opties en schakelt u
vervolgens het selectievakje Informatie ophalen van de printer in.
Als u het XPS-stuurprogramma gebruikt, klikt u op het tabblad Optie en kijkt u vervolgens
of het selectievakje Bi-directionele communicatie inschakelen is ingeschakeld. Schakel
het selectievakje in als dat niet het geval is.
4. Klik op Toepassen en klik vervolgens op OK.
5. Sluit het dialoogvenster Printers.
(SET).
(SET).
(SET).