5. Klik op de knop Nieuwe instellingen toepassen en schakel de printer vervolgens uit om de nieuwe instellingen toe te
passen.
Verificatiemethode
Toont de huidige LDAP-verificatiemethode. Bij Directe verificatie wordt de serververificatie uitgevoerd met de ingevoerde
UserID en het ingevoerde wachtwoord.
Toegevoegde tekenreeks gebruiken
Geef op of een tekststring aan de UserID moet worden toegevoegd. De wijziging wordt van kracht nadat u de printer uit en
weer in hebt geschakeld.
Tekenreeks toegevoegd aan gebruikersnaam
Bij gebruik van een toegevoegde tekenreeks voor de gebruikersnaam, geeft u de toe te voegen tekststring op.
Bijvoorbeeld: als de gebruikersnaam "abcde@mijnhost.voorbeeld.com" is, moet u gewoonlijk
"abcde@mijnhost.voorbeeld.com" invoeren.
Als Toegevoegde tekenreeks gebruiken echter is ingesteld op Inschakelen en "@mijnhost.voorbeeld.com" is opgegeven in
Tekenreeks toegevoegd aan gebruikersnaam, hoeven alleen de gegevens "abcde" te worden ingevoerd met het
printerstuurprogramma, zodat de invoertaak wordt vereenvoudigd.
De wijziging wordt van kracht nadat u de printer uit en weer in hebt geschakeld.
De Printerdriver instellen
Om af te drukken met gebruik van ColorTrack moet u het printerstuurprogramma instellen. Eenmaal ingesteld blijven de
instellingen van het printerstuurprogramma net zo lang van kracht tot ze worden gewijzigd.
1. Open de Eigenschappen van het printerstuurprogramma.
2. Configurereer de volgende instellingen vanaf het tabblad Configuratie.
Dell ColorTrackmodus
Geef op dat u wilt toestaan dat algemene gebruikers instellingen in verband met verificatie wijzigen, dan wel dat algemene
gebruikers gedwongen zijn de door de beheerder geconfigureerde instellingen te gebruiken.
Groepsnaam opgeven
Geef de naam op van de bijbehorende groep die moet worden gebruikt bij verificatie. Als u een groep opgeeft die er niet
bijhoort, mislukt de verificatie en worden de gegevens niet afgedrukt. Verder wordt de standaardgroep ingesteld als
Groepsnaam opgeven niet is opgegeven.
Taakeigenaar specificeren
Selecteer Loginnaam gebruiken om de gebruikersgegevens te gebruiken waarmee u bent aangemeld bij de pc. Selecteer ID
invoeren als u de gebruikersnaam zelf wilt invoeren.