Printereigenschappen configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen in het venster Printers Configuration, kunt
u verschillende eigenschappen voor uw apparaat als printer wijzigen.
Open Unified Driver Configurator.
1
Indien nodig gaat u naar Printers configuration.
Kies de printer uit de lijst met beschikbare printers en klik op Properties.
2
Het venster Printer Properties wordt geopend.
3
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
•
General: De locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad
invoert, wordt weergegeven in de printerlijst van het venster Printers configuration.
Connection: Een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt
•
van USB in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet
u de configuratie van de printerpoort op dit tabblad wijzigen.
•
Driver: Een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options
als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.
Jobs: De lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel Job om de geselecteerde
•
taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in voor een lijst
met eerder opgegeven afdruktaken.
•
Classes: de klasse waartoe uw printer behoort. Klik op Add to Class om uw printer
aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op Remove from Class als u de printer
uit de geselecteerde klasse wilt verwijderen.
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties.
4
251