geselecteerd, met een smalle marge tussen de randen van de afbeelding en de randen van het papier. De
afbeelding moet klein genoeg zijn om tussen de marges te passen.
Oversize (Groter). Uw afbeelding wordt afgedrukt op een pagina die iets groter is dan het formaat dat u
●
hebt geselecteerd. Als u de marges afsnijdt, hebt u het formaat dat u hebt gekozen zonder marges tussen
uw afbeelding en de papierranden.
Clip contents by margins (Inhoud afsnijden op marges). Uw afbeelding wordt afgedrukt op een pagina in het
●
formaat dat u hebt geselecteerd, met een smalle marge tussen de randen van de afbeelding en de randen
van het papier. In dit geval, indien de afbeelding dezelfde grootte heeft als de pagina, wordt aangenomen
dat de uiterste randen van de afbeelding wit of onbelangrijk zijn en niet hoeven worden afgedrukt. Dit kan
nuttig zijn als de afbeelding al een rand bevat.
Afdrukken op geladen papier
Om een taak af te drukken op papier dat is geladen in de printer, kiest u de onderstaande optie voor
papiersoorten in de printer driver:
In het dialoogvenster van het Windows-stuurprogramma: selecteer het tabblad Paper/Quality (Papier/
●
Kwaliteit) of Paper (Papier), afhankelijk van de versie van het stuurprogramma, en selecteer Use Printer
Settings (Printerinstellingen gebruiken) in de vervolgkeuzelijst met papiersoorten.
OPMERKING:
de standaardselectie voor Paper Type (Papiersoort).
De schaal van een afdruk wijzigen
U kunt een afbeelding met een bepaalde grootte naar de printer verzenden maar de printer de opdracht geven
deze te schalen (doorgaans om de afbeelding groter te maken). Deze functie kan nuttig zijn:
Als uw software geen grote formaten ondersteunt
●
Als het bestand te groot is voor het geheugen van de printer. In dat geval kunt u het papierformaat in de
●
software verkleinen en vervolgens via het frontpanel weer vergroten.
U kunt een afbeelding op de volgende manieren schalen:
In het dialoogvenster van het Windows-stuurprogramma: ga naar het tabblad Layout Output (Lay-
●
outuitvoer) of Layout (Lay-out), afhankelijk van de versie van het stuurprogramma, en bekijk het gedeelte
met aanpassingsopties voor de grootte.
De optie Actual size (Ware grootte) laat het formaat van de afbeelding onveranderd.
–
Met de optie Fit to (Aanpassen aan) past u het formaat van de afbeelding aan aan het paginaformaat
–
dat u hebt geselecteerd. Als u bijvoorbeeld het papierformaat ISO A2 hebt geselecteerd en een A3-
afbeelding afdrukt, wordt deze vergroot tot de afmetingen van het A2-papier. Als u het papierformaat
ISO A4 hebt geselecteerd, verkleint de printer een grotere afbeelding tot A4-afmetingen.
Met de optie % of actual size (% van werkelijk formaat) of Scale % (Schalen %), afhankelijk van de
–
versie van het stuurprogramma, wordt het afdrukbare gebied van het oorspronkelijke papierformaat
(de pagina met aftrek van de marges) vergroot met het aangegeven percentage en worden
vervolgens de marges toegevoegd om het formaat van het uitvoerpapier te maken.
Via het front panel: Tik op
●
afdrukken) > Paper options (Papieropties) > Resize (Formaat wijzigen).
Als u op één vel afdrukt, moet u ervoor zorgen dat de afbeelding op het vel past, omdat deze anders wordt
afgesneden.
NLWW
Use Printer Settings (Printerinstellingen gebruiken) (Windows) of Any (Willekeurig) (Mac OS X) is
en vervolgens op Default printing configuration (Standaardconfiguratie voor
Geavanceerde afdrukinstellingen
77