3.
Authenticatie met de LDAP – sign-in server (LDAP-aanmeldserver) of de Windows sign-in configuration
(Windows-aanmeldingsconfiguratie). Ga naar het
gebruiken voor verificatie. Zie
aanmelding op pagina
4.
Selecteer een bestand dat u wilt afdrukken. Documenten met meerdere pagina's worden alleen als PDF-
bestand ondersteund; in dit geval kunt u ook een pagina om af te drukken selecteren.
5.
De lijst met quicksets voor het print-from-My Home Folder (afdrukken vanuit mijn basismap) wordt
weergegeven. U kunt een van de quicksets voor de geselecteerde taak kiezen en/of bewerken.
OPMERKING:
instellingen alleen toegepast op de huidige taak en niet permanent opgeslagen. U kunt een of meer van uw
eigen quicksets permanent wijzigen door te tikken op het
door te tikken op het
OPMERKING:
De volgende instellingen zijn beschikbaar:
Met Quickset name (Naam quickset) kunt u de quickset waarmee u werkt een naam geven.
●
Met Print quality (Afdrukkwaliteit) kunt u de afdrukkwaliteit instellen op Fast (Snel), Normal (Normaal)
●
of Best (Beste).
Met Output scale (Uitvoerschaal) kunt u het formaat van de afdruk op twee manieren aanpassen: op
●
basis van een percentage van het oorspronkelijke formaat of op basis van een bepaald papierformaat.
De standaardwaarde is 100% (het originele formaat).
Met Color options (Kleuropties) kunt u kiezen tussen kleur of grijstinten.
●
Met Paper source (Papierbron) kunt u specificeren of u op rol 1 of rol 2 wilt afdrukken, of u kunt Save
●
paper (Papier besparen) kiezen, waarmee u automatisch de smalste rol selecteert waar de afdruk op
past (als er twee rollen zijn geladen).
Met Paper category (Papiercategorie) kunt u de papiersoort kiezen.
●
Met Page order (Paginavolgorde) kunt u eerste pagina bovenop of laatste bovenop kiezen.
●
Met Collate (Sorteren) kunt u sorteren in- en uitschakelen.
●
Met Rotation (Draaien) kunt u de afdruk met een veelvoud van 90 graden draaien, of u kunt Automatic
●
(Automatisch) kiezen, waarmee de afdruk automatisch gedraaid wordt om papier te sparen.
Met Print margins (Afdrukmarges) kunt u de standaardprintermarges wijzigen.
●
Storage mode (Opslagmodus) biedt twee opties: afdrukken en verwijderen (de taak wordt niet
●
vastgehouden in de wachtrij) en afdrukken en opslaan (de taak wordt vastgehouden in de wachtrij).
Output destination (Uitvoerbestemming).
●
6.
Als u tevreden bent met de quickset-instellingen, tikt u op OK om verder te gaan. U kunt op het pictogram
en vervolgens op show quickset details panel (Deelvenster met quicksetgegevens weergeven) tikken
om de meest algemene quicksetinstellingen weer te geven.
7.
In de rechterkolom van het scherm kunnen Copies (Exemplaren), Page order (Paginavolgorde) en Collate
(Sorteren) worden geselecteerd. Tik op Print (Afdrukken) om door te gaan.
8.
U kunt na het afdrukken ervoor kiezen om nog een bestand af te drukken of naar de taakwachtrij te gaan.
Als u direct nog een bestand afdrukt zonder terug te gaan naar de startpagina, worden de tijdelijke
instellingen van het eerder afgedrukte bestand opnieuw gebruikt.
72
Hoofdstuk 5 Afdrukken
LDAP-aanmeldingsserver op pagina 27
29.
Als u een quickset bewerkt nadat u een taak hebt geselecteerd, worden de gewijzigde
en Quicksets.
De in de fabriek ingestelde quicksets kunnen niet worden gewijzigd.
bovenaan de pagina en selecteer welke optie u wilt
of
Configuratie van Windows-
en manage quicksets (quicksets beheren) of
NLWW