Motor afzetten
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand, stel de parkeerrem in
werking en zet de gashendel op Langzaam.
2. Laat de motor 60 seconden stationair draaien.
3. Draai het contactsleuteltje op Uit (Figuur 19).
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bedieningspositie verlaat.
4. Verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine
vervoert of opslaat.
Belangrijk: Verwijder het sleuteltje omdat
de kans bestaat dat de brandstofpomp of
accessoires in werking blijven waardoor de accu
kan ontladen.
VOORZICHTIG
Kinderen of omstanders kunnen letsel
oplopen als zij de machine verplaatsen of
proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd
is achtergelaten.
Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en
stel de parkeerrem in werking wanneer u de
machine onbeheerd achterlaat, ook al is het
slechts voor een paar minuten.
Met de machine rijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut).
Zet de gashendel op Snel om de beste prestaties te
verkrijgen. Laat de motor tijdens het maaien altijd
draaien met de gashendel op SNEL.
VOORZICHTIG
De machine kan zeer snel draaien. U kunt daarbij
de controle over de machine verliezen. Dit kan
leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de
machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.
1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten.
Opmerking: De motor slaat af als u de rijhendels
van de tractie beweegt terwijl de parkeerrem is
werking is gesteld.
2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde
stand.
3. Rijden met de machine:
• Om recht vooruit te rijden, duwt u de rijhendels
naar voren (Figuur 20).
• Om recht achteruit te rijden, trekt u de rijhendels
langzaam naar achteren (Figuur 20).
• Als u een bocht wilt maken, vermindert u vaart
door beide hendels naar achteren te trekken
en duwt u vervolgens de hendel aan de kant
tegengesteld aan de richting die u wilt inslaan,
naar voren (Figuur 20).
• Om te stoppen, zet u beide rijhendels in de
neutraalstand.
Opmerking: Hoe verder u de rijhendels beweegt
(in beide richtingen), des te sneller zal de machine
in de gewenste richting rijden.
1. Rijhendel –
onvergrendelde
neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de rijhendels in
de neutraalstand zetten en vergrendelen, de aftakas
uitschakelen, de gashendel op Langzaam zetten en de
motor uitschakelen.
Als u de machine onbeheerd laat, moet u tevens de
parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in
28
Figuur 20
3. Vooruit
4. Achteruit