Rijhendels
Met behulp van de rijhendels kunt u de machine vooruit-
en achteruit laten rijden en bochten maken. Zie Vooruit-
en achteruitrijden.
Parkeerremhendel
Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking
stellen teneinde te voorkomen dat de machine per
ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in
werking te stellen, moet u de parkeerremhendel naar
achteren en omhoog trekken (Figuur 9). Om de
parkeerrem vrij te zetten, duwt u de parkeerremhendel
naar voren en naar beneden.
1. Parkeerremhendel
VOORZICHTIG
Parkeer de tractie-eenheid nooit op een helling.
Hefhendel van maaidek
De hefhendel van het maaidek (Figuur 9) activeert
het hydraulische circuit waarmee het maaidek wordt
opgeheven en neergelaten. Om het maaidek op te
heffen, trekt u de hefhendel naar achteren en om het
maaidek neer te laten, zet u de hefhendel naar voren.
Hefpedaal van maaidek
Met de hefhendel (Figuur 10) kunt u het maaidek
opheffen en neerlaten. De motor moet lopen om deze
hendel te kunnen bedienen. U moet de bovenkant van
het hefpedaal intrappen om het maaidek op te heffen en
de onderkant van het hefpedaal om het maaidek neer te
laten.
Figuur 9
2. Hefhendel van maaidek
1. Hefpedaal van maaidek
Contactschakelaar
De contactschakelaar heeft drie standen: Uit,
Aan/Voorgloeien en Start.
Gashendel
Met de gashendel regelt u het motortoerental. U
verhoogt het motortoerental door de gashendel naar
Snel te bewegen. U verlaagt het motortoerental door
de gashendel naar LANGZAAM te bewegen. Met de
gashendel regelt u het toerental van de maaimessen en
in combinatie met de rijhendels de rijsnelheid van de
machine. Zet de gashendel altijd op Snel als u gras maait.
Aftakasschakelaar
Met de aftakasschakelaar kunt u de maaimessen in- en
uitschakelen.
Urenteller
De urenteller registreert het aantal uren dat de motor
in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als het
contactsleuteltje op Lopen staat Gebruik deze tijden om
regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen.
Indicatielampje van gloeibougie (oranje
lampje)
Het indicatielampje van de gloeibougie gaat branden als
het contactsleuteltje op Aan wordt gedraaid. Het lampje
blijft 6 seconden branden. Als het indicatielampje dooft,
kan de motor worden gestart.
21
Figuur 10