Compen.: de ingebouwde temperatuurvoeler meet de actu-
ele kamertemperatuur in de referentiekamer. Deze waarde
wordt met de gewenste kamertemperatuur vergeleken en
leidt bij een verschil tot een aanpassing van de aanvoertem-
peratuur door de zogenaamde "Effectieve gewenste kamer-
temperatuur". Effectieve gewenste kamertemp. = ingestelde
gewenste kamertemp. + (ingestelde gewenste kamertem-
peratuur - gemeten kamertemperatuur). In de plaats van de
ingestelde gewenste kamertemperatuur wordt dan de effec-
tieve gewenste kamertemperatuur voor de regeling gebruikt.
Thermos.: functie zoals compensatie, toch wordt bijkomend
de zone uitgeschakeld als de gemeten gewenste kamertem-
peratuur + 3/16 K hoger is dan de ingestelde gewenste ka-
mertemperatuur. Als de kamertemperatuur opnieuw + 2/16
K onder de ingestelde gewenste kamertemperatuur daalt,
dan wordt de zone opnieuw ingeschakeld. Het gebruik van
de kamerthermostaat leidt in combinatie met een zorgvuldige
gekozen stooklijn tot een optimale regeling van de CV-instal-
latie.
7.8.12 Stooklijn instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 →
Stooklijn
–
Als de instelling van de stooklijn niet voldoende is om
het woonklimaat volgens de wensen van de gebruiker te
regelen, kunt u de bij de installatie uitgevoerde instelling
van de stooklijn aanpassen.
Als u de functie Adaptieve stooklijn activeert, moet u de
waarde van de stooklijn altijd aan de configuratie van het
verwarmingsoppervlak aanpassen.
B
4
90
80
70
60
50
40
30
20
15
10
5
A
Buitentemperatuur °C
De afbeelding toont de mogelijke stooklijnen van 0,1 tot 4.0
voor een gewenste kamertemperatuur van 20 °C. Als bijv. de
stooklijn 0.4 gekozen is, dan wordt bij een buitentemperatuur
van -15 °C op een aanvoertemperatuur van 40 °C geregeld.
0020243678_01 MiPro R Installatiehandleiding
3.5
3
2.5
2
1.8
1.5
1.2
1.0
0.8
0.6
0.4
0.2
0.1
0
-5
-10
-15
-20
B
Gewenste aanvoertem-
peratuur °C
Bedienings- en weergavefuncties 7
B
70
60
50
40
30
22
15
10
20
C
D
18
A
Buitentemperatuur °C
B
Gewenste aanvoertem-
peratuur °C
Als de stooklijn 0.4 gekozen is en voor de gewenste kamer-
temperatuur 21 °C opgegeven is, dan verschuift de stooklijn
zoals op de afbeelding weergegeven. Bij de 45° hellende as
a wordt de stooklijn parallel verschoven overeenkomstig de
waarde van de gewenste kamertemperatuur. Bij een buiten-
temperatuur van −15 °C zorgt de regeling voor een aanvoer-
temperatuur van 45 °C.
7.8.13 Minimale aanvoertemperatuur voor CV-
circuit instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Min.
tempratuur
–
Met deze functie kunt u een minimumwaarde voor de
aanvoertemperatuur in de verwarmingsmodus voor elk
CV-circuit aangeven die bij de regeling niet onderschre-
den mag worden. De systeemthermostaat vergelijkt
de berekende aanvoertemperatuur met de ingestelde
waarde voor de minimumtemperatuur en regelt bij een
verschil bij tot een grotere waarde.
7.8.14 Maximale aanvoertemperatuur voor CV-
circuit instellen
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Max.
temperatuur
–
Met deze functie kunt u een maximumwaarde voor de
aanvoertemperatuur in de verwarmingsmodus voor elk
CV-circuit aangeven, die bij de regeling niet overschre-
den mag worden. De systeemthermostaat vergelijkt
de berekende aanvoertemperatuur met de ingestelde
A
waarde voor de maximumtemperatuur en regelt bij een
verschil bij tot een kleinere waarde.
7.8.15 Koelen mogelijk activeren
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 → Koe-
len mogelijk
–
Als een warmtepomp aangesloten is, dan kunt u de func-
tie Modus koelen voor het CV-circuit activeren.
7.8.16 Dauwpuntbewaking activeren
Installateurniveau → Systeemconfig. → CV-CIRC1 →
Dauwpuntbewaking
–
Met deze functie kunt u de dauwpuntbewaking activeren.
Als de dauwpuntbewaking geactiveerd is, dan vergelijkt de
systeemthermostaat de ingestelde minimale gewenste aan-
voerwaarde koelen met de dauwpunt+ offset. De systeem-
5
0
-5
-10
-15
C
Gewenste kamertempe-
ratuur °C
D
As a
0.4
-20
A
17