1
2
3
Fig. 10.6.1 aftappen van de zonnesysteemvloeistof
10.6.2 Zonnesysteemvloeistof vullen
- Laat de zonnesysteemvloeistof wegstromen (zie vorige
paragraaf "De zonnesysteemvloeistof afvoeren").
- Open de kraan van de vulaansluiting (4).
- Verbind de vulaansluiting met een tuinslang (2) en zet
een trechter (1) op de slang.
- Schenk de benodigde hoeveelheid (zie hoofdstuk
"Technische gegevens") zonnesysteemvloeistof voor-
zichtig in de trechter, totdat de zonnesysteemvloeistof
zichtbaar is in het peilglas (5).
- Verbind de aanvoer en retouraansluitingen van het
zonnesysteem circuit (3) van de "zonnecollectorleiding
2 in 1" opnieuw.
- Sluit de kraan van de vulaansluiting (4).
- Haal de tuinslang (2) evenals de trechter (1) van de
vulaansluiting af.
OPMERKING!
De slang dient geheel vrij te zijn van plooien
en zwanenhalzen. Indien de lengte van de
"zonnecollectorleiding 2 in 1" van het zon-
nesysteem installatie minder is dan 5 m, dan
kan de hoeveelheid zonnesysteemvloeistof
met 0,5 liter worden gereduceerd.
40
1
3
2
, 1 m
± 0
0 , 4
4
5
5
Fig. 10.6.2 zonnesysteemvloeistof vullen
10.6.3 Ontluchten
Na de vervanging van de zonnesysteemvloeistof, is het
mogelijk dat de circulatiepomp lucht bevat. Het kan der-
halve noodzakelijk zijn om de pomp meerdere keren
opnieuw op te starten teneinde de lucht af te voeren.
Tijdens de werking van de pomp kunnen er lawaai en tril-
lingen ontstaan.
Indien de zonnesysteemvloeistof in het peilglas, dat in de
richting van de zonnecollector stroomt, geen luchtbellen
bevat en indien de circulatiepomp werkt, betekent dit dat
de circulatiepomp geen lucht meer bevat.
OPMERKING!
Na het vervangen van de zonnesysteem-
vloeistof, wordt het zonnesysteem installatie
belucht (zie paragraaf "beluchten van het
zonne systeem").
10.7 Zonnecollectoren
Inspecteer regelmatig de staat van de montage /
bevestiging van de zonnecollectoren.