7.
Draai de contactsleutel naar de stand START. Als de motor niet binnen tien seconden aanslaat, draait
u de sleutel terug naar de stand ON (AAN), wacht 30 seconden en probeer opnieuw.
8.
Controleer nadat de motor is aangeslagen of er een ononderbroken straal water uit de
indicatieopening van de waterpomp komt.
BELANGRIJK: Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat verstopt is als er geen water uit de
indicatieopening van de waterpomp komt. Als er geen verstopping is, kan dit betekenen dat de waterpomp
defect is of het koelsysteem verstopt is. Dit heeft oververhitting van de motor tot gevolg. Laat de
buitenboordmotor door uw dealer nakijken. Als de motor in oververhitte toestand wordt gebruikt, loopt hij
schade op.
MOTOR OPWARMEN
Voordat u de motor gebruikt, laat u hem drie minuten stationair draaien om op te warmen.
Motor starten - Modellen met stuurknuppel
Lees voordat u de motor start Controlelijst vóór het starten, de speciale bedieningsinstructies en de
Procedure voor inlopen van de motor in het onderdeel Bediening .
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en lopen
ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
1.
Open de ontluchtingsschroef van de brandstoftank (in de vuldop) op brandstoftanks met handbediende
ontluchting.
nld
BEDIENING
19804
28521
KENNISGEVING
19748
37