FUNCTIES EN BEDIENINGSELEMENTEN
WERKING VAN HET WAARSCHUWINGSSYSTEEM
De waarschuwingshoorn laat één continu signaal of afwisselende korte signalen horen en het motortoerental
wordt tot 2000 omw/min begrensd. Hierdoor wordt de gebruiker gewaarschuwd en kunnen de volgende
situaties worden aangegeven.
Waarschuwingssysteem
Functie
Geluid
Beschrijving
Oververhitte motor
Continu
Motor oververhit
Lage oliedruk
Onderbroken korte signalen
Lage oliedruk
MOTOR OVERVERHIT
Als de motor oververhit raakt, verlaag het toerental dan onmiddellijk tot stationair. Schakel de
buitenboordmotor in neutraal en controleer of er een constante straal water uit de indicatieopening van de
waterpomp komt.
28521
Als er geen of een onderbroken straal water uit de waterpomp-indicatieopening komt, zet u de motor af en
controleert u of de koelwaterinlaatopeningen verstopt zijn. Als er geen verstopping wordt gevonden, kan er
een blokkering zijn opgetreden in het koelsysteem of de waterpomp. Laat de buitenboordmotor door uw
dealer nakijken. Als de motor in oververhitte toestand wordt gebruikt, loopt hij schade op.
Neem contact op met uw dealer als er een gestage stroom water uit de waterpomp-indicatieopening komt en
de motor nog steeds oververhit raakt. Als de motor wordt gebruikt terwijl deze oververhit is, loopt de motor
schade op.
NB: Als er oververhitting optreedt en u daardoor gestrand bent, zet de motor dan uit en laat deze afkoelen.
Hierdoor is het meestal mogelijk om de motor enige tijd op laag toerental (stationair) te laten lopen voordat hij
weer oververhit raakt.
LAGE OLIEDRUK
Het waarschuwingssysteem wordt geactiveerd als de oliedruk te laag wordt. Stop de motor eerst en
controleer het oliepeil. Vul zo nodig olie bij. Neem contact op met uw dealer als de olie tot het aanbevolen
niveau staat en de waarschuwingshoorn blijft klinken. Het motortoerental wordt beperkt tot 2000 omw/min,
maar u mag de motor niet blijven gebruiken.
23
nld