De schuinstand van het
maaidek wijzigen
U kunt de schuinstand van het maaidek wijzigen door de
voorste maaihoogtepennen te verstellen.
1. \Om de schuinstand te wijzigen, kunt u de voorste
maaihoogtepennen verstellen (Figuur 57).
1. Zwenkwiel
2. Draagframe
3. Voorste
maaihoogtepennen
2. Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten,
maakt u de contramoer los en draait u de voorste
pen rechtsom (Figuur 57).
3. Om de voorkant van het maaidek lager te zetten,
maakt u de contramoer los en draait u de voorste
pen linksom (Figuur 57).
4. Zet de maaimessen in de schuinstand. Controleer de
schuinstand en pas deze aan indien nodig.
5. Controleer of het maaidek horizontaal staat.
6. Draai de contramoeren vast (Figuur 57).
Figuur 56
Figuur 57
4. Contramoer
5. Kogelverbinding
Maaidek horizontaal stellen
1. Pomp de achterbanden op de voorgeschreven
spanning; zie Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 30).
2. Zet de maaimessen horizontaal. Meet bij de punten
C en D de afstand tussen een horizontaal oppervlak
en de snijrand van de messen (Figuur 58)
3. Het verschil tussen de afstanden die zijn gemeten bij
C en D,mag niet meer dan 6 mm zijn.
Horizontale stand van maaidek
wijzigen
U kunt de horizontale stand van het maaidek wijzigen
door de spanning van de achterbanden te veranderen en
de afstandstukken van de zwenkwielen te verplaatsen.
1. Verander de spanning van de achterbanden. Dit
dient te gebeuren aan de kant die moet worden
afgesteld.
2. Verplaats het afstandsstuk.
3. Controleer nogmaals de schuinstand en de
horizontale stand van het maaidek.
De maaihoogte kloppend
maken
1. Controleer de bandenspanning van de achterbanden.
2. Zet de machine op een maaihoogte van 101,6 mm
volgens de maaihoogtesticker.
3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak
en zet een mes in de lengterichting. Meet bij A
de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de
snijrand van de messen (Figuur 59).
42
Figuur 58