4.3 ONDERHOUD VAN DE RUPSBANDEN
4.3.1
CONTROLE VAN DE SPANNING VAN DE RUPSBANDEN
Parkeer de machine op een vlak en stabiel terrein. Zet de machine omhoog in de veiligheid-
spositie en zet blokken onder het voertuig van de machine om de gehele machine te onder-
steunen. Meet ter hoogte van het centrale punt van het voertuig de afstand vanuit punt A
van de onderkant van de rupsband tot aan de harde binnenkant van de rubberband. De
spanning van de rupsband is normaal wanneer de maat van A tussen de 10 en 15 mm is.
Indien de afstand van de rupsband niet binnen de aangegeven waarde staat en dus te strak
of te los is, volg dan de raadgevingen uit de volgende paragraaf op.
4.3.2
INSTRUCTIES OM DE RUPSBAND LOSSER TE ZETTEN OF AAN TE SPANNEN
Het vet dat zich in de hydraulische band bevindt, staat onder druk. Om deze reden moet
men het smeerventiel nooit meer dan één slag losdraaien; als het ventiel te strak wordt aan-
gedraaid , loopt men het risico dat deze door de druk van het vet van zijn plaats komt en dit
vormt een ernstig gevaar voor de veiligheid van de bestuurder. Let er vooral op nooit smeer-
ventiel 2 los te draaien.
Wanneer modder of kiezel tussen het tandwiel en de kettingen van de band komen, moet
men deze eerst verwijderen voordat men de spanning verminderd.
1.
Draai de schroeven eruit en haal deksel 3, die de toegang tot het bijstellen geeft, weg.
2.
Om de band losser te zetten, moet men langzaam het ventiel tegen de klok in losdraaien
maar nooit meer dan één slag. Het draaien van ventiel 1 met één slag is voldoende om
de band losser te zetten.
3.
Als het vet niet begint te druipen, laat dan de ketting langzaam draaien.
4.
Wanneer de juiste spanning bereikt wordt, draai dan ventiel 1 kloksgewijs aan en zet
deze vast. Maak alle overgeblevenen vetsporen schoon.
5.
Om een band aan te spannen moet men een smeerspuit in smeernippel 2 steken en vet
toevoegen totdat de de band de voorgeschreven waarde bereikt heeft.
HOOGWERKER OP RUPSVOERTUIG GOLDLIFT
HINOWA
A
70